Franse woorden in het Limburgs
1 mrt, 2020 Onderdeel van prosesColumn door Ton van Reen
Een van de moeilijkste woorden in onze Nederlandse taal is het woord/begrip ‘gemeen’. Vooral omdat het woord ‘gemeen’ meerdere betekenissen heeft. Een gemeente is een gebied, dorp of stad, waar gemene mensen wonen. En die hebben samen een gemeentehuis. Gewoonlijk zien de burgers in een gemeente het gemeentehuis als een slaapcentrum voor ambtenaren. Toen het gemeentehuis van de gemeente Maasbree overbodig werd, door de fusie met de gemeenten Helden, Kessel en Meijel, werd het pand te huur gezet door een makelaar. Voor de deur verscheen een bord met de tekst: ‘Kantoorgebouw met 38 slaapkamers te huur’. Afijn, dit is een oude mop natuurlijk. Ambtenaren zijn harde werkers. Ze werken zo hard dat ze al het werk dat ze tijdens een achturige werkdag moeten doen in een uur of drie al klaar hebben, zodat ze kort na het middaguur al thuis zijn. Schandalige mop, hoor. Het woord gemeen heeft vele betekenissen.
Gepeupel
Als u zegt, jij bent gemeen, dan zegt u dat ik vals ben. Een gemeen kind is een vals kind. Gemeen is dus ook een ander woord voor vals. (Ook in het Engels betekent ‘mean’ vals) Eigenlijk betekent gemeen: gemeenschappelijk. Het staat voor iets dat wij allemaal samen hebben. Maar met ‘het gemeen’ bedoelen we in het algemeen (denk even na bij het woord algemeen) de lagere volksklassen. Het gepeupel. Gepeupel. Naar het Franse woord le peuple. Het volk. Dat is ook al zo’n woord dat zijn mooie betekenis heeft verloren. Feitelijk betekent het niets meer of minder dan ‘het volk dat wij samen zijn’. Maar het is gedegradeerd naar een tegenovergestelde betekenis. Nu betekent het niet meer ‘het volk’, maar het ‘uitschot van het volk’.
Hoe dat zo komt?
De nette mensen, de nettere mensen, zeg maar de mensen met een vette portemonnee, hebben het woord gemeen laten kelderen naar de negatieve betekenis die het nu heeft. In de negentiende eeuw, de eeuw van de opkomst van de industrie, ontstonden aan de randen van de steden grote wijken voor arbeiders die veel te weinig loon kregen. De arbeider was een nieuwe uitvinding, een werknemer zonder rechten. De baas was almachtig en betaalde hongerloontjes. Door de gruwelijke armoede verpauperden de arbeiderswijken heel vlug.
Pauper. Daar heb je weer zo’n woord dat vroeger een mooiere betekenis had dan het nu heeft. Vroeger betekende het alleen maar dat je niet tot welstand was gekomen, maar nu betekent het dat je een asociaal bent, omdat je tot een verpauperde volksklasse behoort. En hoe komen we aan die verpauperde mensen? Dankzij de schandalig rijke industriebaronnen die te beroerd waren om hun arbeiders een fatsoenlijk en menswaardig loon te betalen. Zoals de beruchte heer Petrus Regout, van de keramiekfabrieken uit Maastricht. Zo verpauperden hele volkswijken in korte tijd. Door gebrek aan geld, door kinderarbeid, door ziekten die het gevolg waren van ondervoeding. Door uitputting.
Taal leeft
Taal leeft. Taal neemt woorden op de schop. Dus ook het woord gemeen. Het gemeen, dat waren wij allemaal samen. Totdat de welvarende mensen, zeg maar de mannen met de hoeden en de vrouwen met de bontjes, zich begonnen af te zetten tegen, zeg maar, de Jannen met de petten. (De pet is uitgevonden als stofkap, te dragen bij smerig werk!) Bij die Jannen wilden ze niet horen. Die Jannen waren hen te min. In een eeuw tijd werd voor de deftige ‘nette’ mensen het woord ‘gemeen’ een begrip voor ‘het gemeen’, voor de verpauperende mensen. Voor het gemene volk, dat verpauperde omdat de arbeiders niet tot welstand konden komen. Die Jannen werden ook de eerste slachtoffers bij uitbraak van ziekten, zoals bij de uitbraak van de cholera in Maastricht rond 1860, waarbij vooral de kinderen van arbeiders massaal stierven omdat ze nooit genoeg te eten kregen. Terwijl de heer Regout feesten aanrichtte voor hem en zijn kornuiten uit de politiek en de geestelijke stand die per feest net zo duur waren als al het geld dat hij in een jaar tijd aan zijn duizenden arbeiders betaalde. Maar Regout was wel een goed katholiek. Toen in Italië de paus op de vlucht werd gedreven door het leger van Garibaldi en ook onze dappere en brave zouaven (gehersenspoelde laaggeletterde katholieke jongens van het platteland) de paus niet meer konden helpen, bouwde Regout aan de rand van Maastricht een paleis, het voormalige en nog huidige kasteel Vaeshartelt, waar hij de paus wilde verwelkomen. Hij zag Maastricht als het toekomstige Vaticaan.
De lichtverkoper
Over het Maastricht in de negentiende eeuw en de verpaupering van de meeste gewone mensen door hebzuchtige bezitters schreef ik het boek De lichtverkoper (In de Knipscheer, 2019).
Gemeen, gemeente, gemeenschap
Afijn, dat woorden als gemeen, pauper en gepeupel degradeerden in betekenis heeft alles te maken met de minachting van de zichzelf bevoorrecht achtende klasse van rijken en uitbuiters voor de gewone mensen, de gemene mensen.
Het gemene volk, dat wij allemaal samen waren, kreeg langzaam maar zeker de betekenis van het verpauperde volk, dat door de rijken als misdadig en asociaal werd gezien. Kortom, de mensen die er minder toe deden. Maar die waren niet achterlijk. Op het eind van de negentiende eeuw kwam er een beweging op gang van arbeiders die hun rechten claimden. Het ontstaan van de vakbonden. Dat waren sociale, zeg maar socialistische vakbonden. In Maastricht was timmerman Vliegen de grote man die het leed niet meer kon aanzien. En de katholieken, die altijd achter de industriebaronnen stonden, zagen dat veel arbeiders socialist werden en kwamen vele jaren later noodgedwongen ook met een vakbond en verboden het lidmaatschap van de socialistische vakbonden. Nog in 1954 verboden de Nederlandse bisschoppen om te stemmen op niet katholieke partijen. Wie op de socialisten wilde stemmen ging naar de hel. Door dit verbod schoten de bisschoppen in eigen voet. Vanaf toen liepen de kerken steeds minder vol. Nu staan ze vooral leeg en veranderen ze in boekhandels, dranklokalen, eetpaleizen, schaatsbanen en sportscholen.
Een gemeente is een gemeenschap van mensen. Die hebben samen een gemeentehuis. En in dat gemeentehuis werken ambtenaren zich een slag in de rondte om ons verblijf in onze gemeente zo aangenaam mogelijk te maken. Denk daar maar eens aan als u weer een brief krijgt van de gemeente vanwege de gemeentelijke belastingen, maatregelen, vergunningen, etcetera. Het is allemaal voor ons bestwil. We moeten de ambtenaren van onze gemeente in ere houden. Het is immers gemeen volk.
.
Ton van Reen is een bijzonder productieve auteur. Hij schreef meer dan vijftig boeken: romans, verhalen, reisverslagen, gedichten en jeugdboeken. Bekend zijn vooral de vier jeugdboeken over de Bokkenrijders. Zijn liefde voor Frankrijk kwam tot uiting in zijn recente roman Vlucht uit Montaillou (In de Knipscheer, 2019) alsook in zijn prachtige essay die werd toegevoegd aan de roman van Jean Carrière, De sperwer van Maheux (IJzer, 2016). Dit essay heeft als titel In het spoor van de Camisards. In 1988 ontving hij de Halewijn-literatuurprijs van de stad Roermond voor zijn complete œuvre. In 2002 ontving hij de Cultuurprijs van de gemeente Peel en Maas. Ook ontving hij diverse jeugdboekenprijzen. In 2016 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Zijn oeuvre wordt gekenmerkt door sociale bewogenheid. Voor meer informatie: https://tonvanreen.nl/