1
1
2-300x75
3-300x75
4-300x75
5-300x75
6-300x75

Onontdekte ruïnes

21 okt, 2022 Onderdeel van paysages

Column door Caspar Visser ‘t Hooft

Ik kom er rond voor uit, ik ben soms jaloers op de vorige generatie. Ze kunnen mooi zeggen: wij hebben de oorlogsjaren meegemaakt, en dat ware barre tijden. Of: toen wij jong waren, toen hadden we nog niet de helft van wat jullie nu allemaal hebben. Ja, ze hebben me dit mooi onder de neus te wrijven – en ik knik grif ja – toch blijf ik geloven dat zij op hun beurt dingen hebben meegemaakt die voor ons niet meer zijn weggelegd, omdat deze dingen sindsdien verloren zijn gegaan. Omdat de werkelijkheid die zij nog hebben meegemaakt in zekere opzichten rijker was dan de onze. En ja, zo zijn we nu eenmaal, we kijken altijd naar wat we niet (meer) hebben, eerder dan naar wat we wel hebben… Zo was ik bijvoorbeeld erg jaloers op mijn ouders omdat zij een sprookjesachtige ruïne in de Dordogne hadden gekend nog in een tijd dat die in geen enkele toeristengids voorkwam.

Commarque

Wat konden ze erover doorvertellen! Hoe het in hun tijd (ik heb het over de jaren zestig) niet makkelijk was om het begin van het pad naar de ruïne te vinden. Een pad door een donker bos, smal, hier en daar door bramen overwoekerd. En dan plotseling een wand die hoog oprijst, groen van de klimop. Hier en daar zijn donkere stenen zichtbaar. De bouwvallen van een groot slot dat ooit aan een van de machtigste baronnen van de Périgord toebehoorde. Mijn vader was geen spraakzaam man, maar over kastelen raakte hij niet uitgepraat. Over geheime gangen, onderaardse gewelven, geheimzinnige putten, oubliettes – en natuurlijk spoken! In 1977 werd in en om de ruïne van Commarque een bioscoopfilm gedraaid, The duellists, naar een de novelle van Jospeh Conrad. En sindsdien was het met de slaap vol groene dromen waarin Commarque sinds eeuwen, als een Doornroosje van steen, was verzonken gedaan. Toen wij, de volgende generatie, voor het eerst Commarque bezochten, was het pad erheen keurig met paaltjes afgezet, een brede allee voor toeristen en lokale dagjesmensen die even de site kwamen ‘doen’. Ik weet niet meer of je moest betalen. Het zal wel. Je zal maar ergens niet voor betalen! Goed, de ruïne was nog steeds mooi, keurig schoongemaakt… Afgelikt – vond mijn vader.

Nideck

En sindsdien ben ik altijd, waar ik ook in Frankrijk kwam te wonen, op zoek gegaan naar ‘de onontdekte kasteelruïne’. Vinden deed ik hem niet. Onontdekte ruïnes zijn er niet meer, of ze hebben dusdanig weinig meer om het (stenen) lijf dat ze de naam kasteel niet verdienen. Niet zeuren! Niet zeggen: over onontdekte dingen kan een mens niets zeggen, dus ook niet dat ze niet bestaan. Omdat ze niet ontdekt zijn. Weet ik wel. Toch vind ik het aardig om het woord onontdekt te blijven gebruiken. Een onontdekte ruïne is een ruïne waar geen of weinig toeristen komen. Want toeristen zijn lieve mensen – en wat ben ik zelf, tijdens mijn vakanties, anders dan een toerist? – maar van hen geldt toch iets te vaak dit krachtige woord van de dichter Coleridge: ‘fools rush in where angels fear to tread’. Wat ik echter voor heb op veel (andere) toeristen, is dat ik het hele jaar door in Frankrijk toef. Ik kan daarom bepaalde plekken bezoeken op tijden dat niemand anders dat doet, buiten de vakanties om bijvoorbeeld, of bij bepaalde weersgesteldheden. Misschien is de meest sprookjesachtige ruïne die ik ken, die van de Nideck, in de Vogezen. Ik zie me staan, met mijn hond, op het hoogste gedeelte van een stenen toren. Boven een egaal grijs wolkendek. Om me heen donker beboste hellingen. Beneden de met planten begroeide stenen van de middeleeuwse bouwval. Hoor ik het geluid van de waterval, in de diepte? De bekende cascade du Nideck? Of is het een vochtige windvlaag die door de sparren ruist? Ik heb een hekel aan het woord romantisch. Het wordt te vaak, te pas en te onpas, door mensen gebruikt – mensen die geen nuances weten aan te brengen in dat deel van de werkelijkheid dat de botte materie overstijgt. Alles wat niet ‘concreet’ is, wordt ‘romantisch’. Toch wil ik hier een uitzondering maken. De Nideck is – ja, een romantische ruïne. Waarom? Omdat het voorkomt in een gedicht van een bekende dichter uit de tijd van de Romantiek (het woord romantisch duidt oorspronkelijk op een stroming in de literatuur en de schilderkunst): Adalbert von Chamisso. En de strofen van dit gedicht zijn op een koperen bordje gegrift dat naast de rondgewelfde ingang van de ruïne is aangebracht. In de tijd dat de Elzas Pruissisch gebied was (tussen 1870 en 1918). Dat maak ik op uit de gotische letters.

Burg Nideck ist im Elsaß der Sage wohlbekannt,
die Höhe, wo vorzeiten die Burg der Riesen stand;
sie selbst ist nun verfallen, die Stätte wüst und leer,
du fragest nach den Riesen, du findest sie nicht mehr.

Het gedicht verwijst naar een oud sprookje, dat ook bij Grimm voorkomt: het sprookje van het reuzenspeelgoed. Op de Nideck woonde eens, lang geleden, een reuzengeslacht. Op een goede dag wandelde het dochtertje van de reus zomaar wat rond door het omringende land. In het dal, beneden, werd ze bij haar voeten allemaal kleine wezentjes gewaar, druk in de weer. Ze liepen achter minuscule paardjes aan, en ploegijzers. Ze vond dit zo grappig, zo schattig, dat ze een van de mannetjes, met het paard en de ploeg, oppakte. Ze legde het speelgoed voorzichtig in haar hand, en ze liep ermee naar huis. In de grote zaal van de Nideck deponeerde ze haar vondst op een grote tafel om het aan haar vader te laten zien. Hij zag het, en hij zei tegen haar: “Dit is geen speelgoed, breng het terug naar waar je het gevonden hebt. Het is een boer die het land bewerkt. Zonder de boeren waren wij, reuzen, niets.”

Wie zijn de ‘boeren’ die voor ons werken, en zonder wie wij niets zijn? En hoelang willen ze nog voor ons werken? Die mensen en kinderen in Bangladesh en Thailand, die speelgoed voor ons maken?

Fère en Tardenois

Andere onontdekte ruïnes. Ik denk aan een kasteel in een streek waar nauwelijks toeristen komen. De streek ligt tussen Soissons, Château-Thierry en Reims. Het bestrijkt het zuidelijke gedeelte van het departement van de Aisne. De oude naam van de streek is Tardenois. Het land glooit er zachtjes, is op plekken zanderig en dicht met eiken en grove- en zwarte dennen begroeid. Bossen voor paddenstoelenzoekers en voor mensen die van bosbessen houden. In een van deze bossen staat een indrukwekkende ruïne – de ruïne van een merkwaardig kasteel dat gebouwd werd door een lid van een van Frankrijks oudste geslachten, de Montmorency’s. Een kasteel in de meest zuivere renaissancestijl waarvan de resterende torens oprijzen vanuit een achthoekig plateau dat van alle kanten door een diepe gracht zonder water wordt omgeven. Het meest markant is een lange stenen brug die over deze droge gracht is gespannen: een soort aquaduct op stenen pilaren die samen evenzoveel romaanse bogen vormen, met erop stukken muur met vierkanten ramen. Ja, je hebt in Frankrijk streken waar iedereen alleen maar zo snel mogelijk langs rijdt. De Tardenois, bijvoorbeeld (en ook de aangrenzende Valois), het is te ver van Parijs voor forenzen, het is te dicht bij Parijs voor mensen die tijdens de vakanties eruit willen. Het is te dichtbij Nederland voor mensen die het ‘echte’ Frankrijk zoeken, het is te ver van Nederland voor dagtochtjes. Juist in dit soort streken kom je nog weleens onontdekte ruïnes tegen. O ja, de Tardenois is de streek van de schrijver Paul Claudel. Romantisch kun je hem niet noemen, wel een beetje mystiek. En het is gek, die ruïne van Fère en Tardenois had voor mij iets bijna mystieks. Maar misschien komt dat omdat er sneeuw lag, die keer dat ik er was. Stilte, een harde bodem (sneeuw op bevroren blad) die onder je voeten knerpt, een witte massa die vanaf een kale tak naar bededen stort, en die al vallende in poeder verandert, en dan daar – afstekend tegen een loden hemel – de restanten van dat mooie pronkkasteel…

La Ferté-Vidame

Nog een, en dan hou ik op. Ik wou bijna zeggen: En dan naar bed. Net als mijn vader, wanneer hij met zijn laatste kasteel-met-spook-verhaal voor den dag kwam. Ditmaal een ruïne die zich aan de andere kant van Parijs bevindt, westwaarts. Ik reed over de nationale weg die Alençon en Dreux met Parijs verbindt. Je hebt daar een mooi stuk, dat is wanneer je door de heuvelachtige Perche rijdt. Op een gegeven moment zie ik een bordje langs de weg met rechts: La Ferté-Vidame. De naam komt me bekend voor. Stond daar niet het kasteel van St Simon, de grote, ongewild zeer geestige kroniekschrijver van het hof van Lodewijk IV? Klopt. Alleen het kasteel waar je na de afslag recht toe-recht-aan op af rijdt is niet meer de oude middeleeuwse burcht waar hij af en toe resideerde (niet vaak omdat voor hem buiten het hof van de koning alles lege woestenij was), maar – wonderlijke gewaarwording! – een heus paleis in Versailles-stijl. Althans, wat ervan over is: een façade met aan beide zijden van een classicistisch fronton, over twee-drie verdiepingen uitgestrekt, een lange reeks hoge ramen. Door de ramen heen kijk je op het park achter. Bepaald indrukwekkend, vooral de wijde ruimten voor en achter de ruïne, en de perfecte symmetrie van het geheel. Op een bordje las ik dat een telg van het geslacht St Simon het kasteel aan een zekere Jean-Jacques de Laborde verkocht, een rijke financier. Deze Laborde sloopte het middeleeuwse kasteel om er dit kleine Versailles voor in de plaats neer te zetten. Omdat een neef van de koning zijn zinnen op La Ferté Vidame zette, liet op een zekere dag de koning aan Laborde weten dat hij zijn kasteel aan deze neef moest verkopen. Koninklijk bevel. Tja, in die tijd bestond er blijkbaar nog een centraal gezag waar zelfs bankiers en speculanten zich naar hadden te voegen! Een centraal gezag dat trouwens door de revolutie alleen maar werd versterkt, al moesten toen wel de koning en ook die neef van hem eraan geloven. Het kasteel werd door de plaatselijke boerenbevolking verwoest. Ze hadden te lang voor hun meesters gewerkt, ze waren er te weinig om gewaardeerd.

Ach ja, et sic transit gloria mundi.

.

Deze column verscheen in ‘Frankrijk in 50 fragmenten’ (Grenzenloos, 2017)

  1. 1 Reactie op “Onontdekte ruïnes”

  2. Door Joanne Koenderink op 13 nov, 2022

    Beste Caspar, fijne verhalen, dank je wel!
    Herinnerde mij aan een eens per ongeluk aangetroffen groot huis met tuin waarin reeën dartelden. Het moet ‘s-ochtends heel vroeg zijn geweest. Terzijde van een niet al te grote weg tussen Parijs en Eindhoven. Wij reden oude Volvo waarvan een raam niet meer dichtgedraaid kon, zodat we acuut tent moesten opbreken en rijden. Dat leek ons logisch toen. Magische beelden kwamen weer op door jouw verhaal. Dank!

Reageer