Arabisch meisje
14 jan, 2021 Onderdeel van politiques, prosesColumn door Caspar Visser ‘t Hooft
In mijn familie heerst glaucoom. Om de twee jaar moet ik daarom naar de oftalmoloog om de oogdruk te laten controleren. Toen ik er kortgeleden weer was, moest ik onwillekeurig terugdenken aan wat ik eens bij een eerder bezoek aan de ogendokter, in een andere Franse stad, had meegemaakt. Of – om in het oculaire register te blijven – had ‘gezien’. Die eerdere maal zat ik in de wachtkamer met een mevrouw met een rare bril en met maar liefst vijf of zes Arabische mannen. Ze waren klein van stuk, tanig, hun gezichten waren van leer, hun wangen hetzij bebaard, hetzij vol stoppels. Een van hen droeg een djellaba, de andere wat we destijds ‘Turkenpakken’ noemden: afgedankte herenkleding van bij het Leger des Heils. Ik dacht natuurlijk dat wanneer ze allemaal, de een na de ander, naar de dokter moesten, het voor mij lang wachten zou worden. Ik bleek me te vergissen. Een assistente kwam opdagen, ze werd door een jonge vrouw van ik schat tussen de achttien en de twintig op de voet gevolgd. De assistente vroeg haar nog even te blijven, in afwachting van het resultaat van de tests die ze zojuist had ondergaan. Wie of er nu aan de beurt was? Het was de mevrouw met de rare bril.
Danspassen
Zelden heb ik iemand zo blij gezien als dat meisje dat nog even in de wachtkamer moest blijven wachten! Een Arabisch meisje, ze droeg een hoofddoek. Want ze bleek te horen bij de vijf, zes oudere mannen. Was één van hen haar vader en waren de anderen ooms, of buren? Ik denk het. Waren ze met z’n allen gekomen omdat je samen sterk bent? In die Zuid-Franse stad maakte extreemrechts hoge scores. Hoe dan ook, ze waren gekomen voor haar, voor dat meisje. Ik geloof dat ze bijna blind was. Een beeld zweeft me voor de geest: zoals ze daar staat, midden in het vertrek. Ze is tamelijk lang, ze is slank. Ze draagt een donkere rok die tot onder haar knieën doorloopt. De mannen, die in een halve cirkel zitten, kijken naar haar op – en ja echt, het is alsof ze danspassen maakt! En alsof ze tegelijk niet goed ziet waar ze haar voeten zet. Een stille, intieme dans. En dan buigt ze zich naar een van de oudere mannen voorover, geeft hem een zoen. Een gratie! Alles in haar wezen drukt blijdschap en hoopvolle verwachting uit.
Wat zag je?
Heeft de oogarts haar kunnen helpen? Heeft hij ervoor gezorgd dat ze weer kon zien? We kunnen dankzij de medische wetenschap zoveel. Arabisch meisje, toen je eindelijk weer kon zien, of misschien zelfs voor het allereerst kon zien, wat zag je toen? Of misschien kon dokter Dumont je toen toch niet helpen en heb je op vandaag moeten wachten. Omdat toen het middel om je te genezen nog niet was ontwikkeld, en nu wel. En zo ja: wat zie je nu?
Vriendelijke mensen?
Mensen die haten? Niets zo vulgair als mensen die haten! Nee, weten jullie wat ik vind? Ik vind dat we met ons allen van de dag dat dat Arabische meisje weer kan zien een bijzondere dag moeten maken. Een mooie dag. Een dag dat we ons voor de verandering vriendelijk tonen – ingetogen, beminnelijk, vriendelijk. Ze kan eindelijk zien, laat dan wàt ze ziet ook de moeite van het zien waard zijn. En wat is de moeite van het zien waard? Dat zijn vriendelijke mensen. Ja, een cadeau, speciaal voor haar. Zomaar. En als we dat één dag volhouden, waarom dan niet een tweede dag erbij, en een derde, en een vierde, een hele week, twee weken. Totdat we eraan wennen: vriendelijk… Voor dat éne Arabische meisje dat danspassen maakte in de wachtkamer van oogarts Dumont, zo vol van blijde verwachting: binnenkort kan ik zien – zien!