Fonction publique
27 aug, 2019 Onderdeel van prosesColumn door Caspar Visser ‘t Hooft
We hadden het niet zo goed beseft, maar het vakantiehuis dat we die zomer huurden was het bijgebouw van een kasteel. Om precies te zijn, het was de oorspronkelijke keuken ervan. Vroeger werden in dat bijgebouw de gerechten voor de kasteelheerlijke tafel bereid. Goed, het kasteel lag dan wel op een steenworp afstand, maar toch – wanneer het regende, hagelde, sneeuwde, hoe deden ze het dan? Wikkelden ze de schotels en soepkommen in warme doeken? Haastten ze zich voort onder paraplus? Hebben we dit destijds aan Madame de L. gevraagd? Vast, maar ik kan me het antwoord niet meer herinneren. Want we waren al gauw op goede voet met de châtelaine en haar familie. En we zijn altijd bevriend gebleven. Van die eerste zomer herinner ik me wel haar antwoord op een andere vraag. We vroegen naar haar oudste zoon, die afwezig was. Een hoogvlieger was hij blijkbaar niet. Dat maakten we op uit het verontschuldigende glimlachje van Madame. Maar – en nu komt het: hij was ambtenaar. Hij zat in de fonction publique. En dit werd gezegd op een toon alsof hier alles mee was gered. Want ja, in oude families werd tot voor kort – en wordt misschien hier en daar nog steeds – dienst in overheidsverband nobeler geacht dan zelfstandig ondernemen en geld maken. Sla daar dat mooie en ook grappige boek van de Franse succes-auteur Jean d’Ormesson maar op na, Au plaisir de Dieu. Dan lees je hoe de oude hertog neerkijkt op de energieke, ondernemende, opportunistische familie Rémy-Michault omdat dat mensen zijn die geld maken (hij heeft er één woord voor: canaille). En wat een klap voor hem wanneer een lid van zijn oeroud geslacht met een dochter van die nouveau riche mensen in het huwelijk treedt.
En maar vitten op ambtenaren
Sinds we van de markt een god hebben gemaakt en we ons heil uit die hoek verwachten, hebben we het niet zo op de ambtenarij. Ambtenaren zijn lui – zeggen we. Om tien voor zes doen ze hun jas aan, om vijf voor zes zetten ze hun hoed op en om zes uur onderbreken ze je midden in een zin: Kom morgen maar terug. En wat hebben ze het maar makkelijk, want ze moeten het wel erg bont maken voordat ze ontslagen kunnen worden: het ministerie in de fik steken, de baas in kleine reepjes snijden en opeten, zulke dingen. Ja, en maar vitten op de ambtenaren! Het uurtje obligate haat uit Orwell’s 1984. En daarna de obligate lofzang: leve de vrije markt, de privatisering, de deregulatie, de flexibiliteit, de concurrentie (« ik ben oké, jij bent een lul »), de speculatie, de snelle bedrijfsjongens, de golden beursboys – pak wat je pakken kunt! Géééééld! En wat ben je een suffe slappeling wanneer je het van de betutteling van vadertje staat moet hebben… Ik zeg: en nu ophouden met dit ordinaire marktventersgeblèr! Even je grote bek dicht!
Eigenbelang, algemeen belang
Want er is ook wat het eigenbelang overstijgt. Er is ook de gemeenschap – gemeenschap die op solidariteit en recht is gegrondvest. Gemeenschap die in de staat haar vaste, solide vorm krijgt. Ja, het is tijd weer eens stil te staan bij het feit dat tot voor kort (en in sommige kringen nog steeds) business en geld-maken als minder nobel en ‘netjes’ werden beschouwd dan het jezelf beschikbaar stellen ten behoeve van de gemeenschap, dat wil zeggen de algemene zaak, wat zich concreet uitdrukt in een dienstbetrekking in overheidsverband. En daarbij werd niet alleen aan administratieve functies gedacht, maar ook aan het onderwijs, het leger, de marine, het waterwerk enzovoort. Goed, je verdient daar vaak minder dan wanneer je succesvol onderneemt, maar geld is niet alles. En zg. ’topambtenaren’ die vinden dat hun salaris te laag is omdat ze meer geld zouden verdienen wanneer ze hun talenten in het bedrijfsleven lieten gelden – geef ze een schop onder hun achterste en zeg ze: als het hier niet goed genoeg voor je is, hoepel dan op! Als de bliksem! We hebben je niets gevraagd. Tegenargument: ja, maar dan hou je in de ambtenarij geen competente mensen meer over. Wat? Alsof er geen competente mensen zouden zijn die een zich inzetten voor de algemene zaak niet hoger achtten dan sloten geld verdienen. Want die zijn er. Want helemaal vergeten zijn we het niet: dienst aan de gemeenschap is nobel.
Evenwicht en discretie
Ach, niets tegen ondernemers, niets tegen het bedrijfsleven. ‘t Is dat die categorie al sinds dertig jaar de hemel in wordt geprezen. Laten we nu weer eens wat gewicht leggen op de andere schaal, zodat er weer een fatsoenlijk evenwicht ontstaat. Ondernemers, en arbeiders, zorgen voor rijkdom, ambtenaren zorgen ervoor dat deze rijkdom naar behoren wordt besteed, en dat is ook een hele klus.
En om terug te komen op Madame de L. Ook zij ‘maakte’ natuurlijk geld. Door de oude keuken van haar kasteel aan vakantiegangers te verhuren. Maar, beste huurders, wees dan wel discreet met het schrijven van de cheque! Na ontvangst stopte Madame hem meteen weg, een beetje beschaamd, en toen we afscheid namen, was het alsof we gewoon bevriende logés waren geweest. De keren daarop waren we dat ook echt.
.