Dominus regnavit
29 jan, 2008 Onderdeel van penséesColumn door Caspar Visser ’t Hooft
We bevinden ons de in de kapel van het kasteel van Versailles. Nee, daarin bevonden we ons (verleden tijd), toen we bij de ingang onze kartonnen kaarten aan een deftige, statige dame overhandigden en wij vervolgens op stoelen met hoge rugleuningen plaats namen. Waar we ons nu bevinden? Ergens tussen hemel en aarde, en tegelijk in een haast duizelingwekkende opwaartse beweging. De marmeren zuilen zijn als de spijlen waarlangs ons een lift naar boven tilt. De lift komt met een schok bij de uitstaande rand waar de hoge muren in het koepeldak overgaan tot stilstand – vanaf daar ga je niet meer recht naar boven, maar begin je te zweven en te kronkelen, met opbollende wolken en krioelende serafijnen mee. Maar nog altijd de hoogte in – steeds hoger de hoogte in. Onderweg ontmoet je waardige oude mannen met baarden, profeten, apostelen… Ze zitten op wolken en ook zij kijken naar boven. Boven klaart de lucht, wordt alles blauw. Wolken wijken, engelen wijken, zelfs een opgestane Christus wijkt – waarvoor? Voor drie kleine lettertjes – helemaal in de hoogte, je moet héél goed kijken : de godsnaam, in het Hebreeuws.
Het koor begint een nieuw motet – zwaar, donderend : Dominus regnavit – decorum indutus est…
Drie letters
Die drie lettertjes in het Hebreeuws doen me onwillekeurig aan joodse mensen en dingen denken – het Hebreeuws is per slot van rekening hun taal. Ja, en tegelijkertijd komt mij deze associatie als bizar en weinig passend voor. Vreemd, ik kan me moeilijk iets verbeelden dat verder verwijderd is van het joodse wezen – het joodse wezen zoals ik me dat voorstel althans, dan deze barokke kapel, dan deze semi-pelagiaanse hemelvaart. Goed, ik weet dat de joodse synagogen vol glans en luister kunnen zijn (de synagoge van Versailles bijvoorbeeld), maar ik weet ook dat je op de wanden en plafonds ervan nergens afbeeldingen van engelen, van aartsvaders, profeten en koningen van Israël zult tegenkomen (“Gij zult geen gesneden beeld maken noch enige gestalte…”). En verder – tja, als ik aan het Jodendom denk, dan dringen zich spontaan drie leefwerelden aan mij op, die van het Praagse Jodenkerkhof, de Golem en Kafka, die van de Oost-Europese schtetls – het Jodendom van Martin Buber, en van de Chassiediem, van Elie Wiesel, van Chagall (ja, toch één schilder…), van Bashevis Singer, van Chaim Potok en van andere geliefde auteurs, en die van de Bijbelse landschappen en de goudgele gebouwen, die je, wanneer je als toerist in Israël verblijft, in het Oude Testament doen wanen. Wat deze leefwerelden voor mijn gevoel met elkaar gemeen hebben, dat is iets van ongekunstelde eenvoud, iets warms ook, iets waar kinderen zich thuis voelen, en daarom ook iets dat boordevol geheim zit. Voor mijn gevoel. En ik kom erop terug : iets wat niets te maken heeft met die hemelse triomforgieën, boven – opbollende witte wolken… Als je aan het Jodendom denkt, dan denk je natuurlijk ook aan wolken die niet wit zijn.
Schandaal
Hoe vaak hebben ze hier indertijd over de zogenaamde verblinding van de Joden gepreekt ? Hoe vaak hebben hier bepruikte hofpredikers gezinspeeld le peuple déicide? Hoe vaak hebben hier hoge prelaten het verschrikkelijke vers uit Mattheüs – « Zijn bloed kome over ons en onze kinderen » – misbruikt om daarmee de verdrukking van Israël in de verstrooiing te legitimeren? Dreyfuss, Vichy, Drancy – die zwarte wolken – aan dit schandaal is eeuwenlang bloemerig en leugenachtig gebazel op kansels vooraf gegaan. Christus werd in een triomferende heidense heros veranderd – ja, al dit marmer en goud hier, al die wolken en engelen boven, ’t niets anders dan één grote mise en scène om ons te doen vergeten dat hij gewoon een mens was – een Jood, afkomstig uit een volk dat men zich had aangewend scheel aan te kijken en als het maar even kon dwars te zitten – een mens die vernederd werd en terechtgesteld.
Ik ben die Ik ben
Ik heb opeens zin om op te staan en weg te lopen. De god die hier, in deze kapel, in deze zoveelste hemel, in pracht en praal wordt vereerd – wat is hij anders dan de zichtbare voorstelling van onze eigen macht- en heerszucht? Afgod die onze drang tot geweld uitbeeldt en wettigt. Idool aan wie wij Te Deums opdragen na brandschattingen en strooptochten in de Elzas en de Palts, na de herroeping van vreedzame Edicten en de veroordeling van andersdenkenden tot ballingschap en galeistraf. Afgod, idool. Niet de God die weigert zich door ons te laten zeggen wie hij moet zijn, juist door zich aan ons te openbaren in wat gewoon menselijk is, zonder pracht en praal, mild, nederig, vernederd. Wie ik ben – Ik, de God van Abraham, Isaac en Jacob? Ik de God van Israël? Wie ik ben? Ik ben die ik ben.
Ik loop niet weg. Ten eerste niet omdat dit onbeleefd zou zijn. En ten tweede niet vanwege de drie hebreeuwse lettertjes, héél klein, daar ver in de hoogte. Wolken, cherubijnen en serafijnen, engelen die op trompetten en schalmeien blazen. Alles warrelt de hoogte in, maar helemaal verloochenen konden ze het niet – ‘t is altijd blijven staan in Bijbel en Dogma : God is niet de bekroning van onze eigen lusten en zuchten, Hij is Hij die Hij is. Dominus regnavit. De bassen nemen het over van de alten en de tenoren. Alles dondert en stormt. En dan plotseling… stilte (“als het suizen van een zachte koelte”)
Een muziekavond in de Grand Trianon
Een jaar geleden herdacht de Joodse gemeenschap van Versailles het honderdjarige bestaan van zijn synagoge. Om die heugelijke omstandigheid te vieren hadden zij een muziekavond georganiseerd in de Grand Trianon. Ik was ook uitgenodigd. Een prachtevenement ! Lusters boven – links en rechts spiegels en marmer en goudomlijste tableaus – muziek door virtuozen uitgevoerd… Tijdens de toespraak haalde de voorzitter van de Joodse gemeenschap enkele historische feiten op. Hij begon zijn betoog met Lodewijk XVI die van de jacht terugkwam en die bij de achteringang van het park een stoet rouwende Joden met een opgebaarde dode langs zag komen. Hij vroeg hen waar ze heen gingen. Ze bleken mijlen ver te moeten lopen om hun verwant te begraven, want in de christelijke begraafplaatsen werden ze niet toegelaten. De koning was met hun lot begaan, en diezelfde middag nog gaf hij aan zijn minister de opdracht om in Versailles een begraafplaats speciaal voor Joden open te stellen. Dit was een paar jaar voor de Revolutie. En ik denken : Wat is dit sterk ! Om hiermee de avond te beginnen! Niets over alle narigheden die het Joodse volk destijds ook in Frankrijk heeft moeten verduren – hoogstens één kleine toespeling. Nee, we beginnen met een mooie, menslievende daad van Lodewijk XVI… Ja, dit is elegant, dit is hoffelijk, dit past in deze hoofse omgeving – hiermee te beginnen.
Hoffelijk, mild, barmhartig – drie letters.
1 Reactie op “Dominus regnavit”
Door EJvM op 31 jan, 2008
Beste Caspar,
Gefeliciteerd met je nieuwe site. Ik zie dat je in een maand al heel wat erop hebt gezet. Ik zal je af en toe lezen. Ik zie die kapel van versailles voor me. Ook dat salade-restaurant. Tot horens, bels of lezens,
EJ