Voor we doodgaan moeten we nog…
30 aug, 2018 Onderdeel van prosesColumn door Caspar Visser ‘t Hooft
Er zit paniek in de lucht, heftige paniek. Hoe zullen de laatste 10 jaar van ons leven er uit zien? We zijn natuurlijk als de dood voor de laatste levensfase omdat ons angstbeelden voor de geest zweven van mensen die wezenloos achter rollators, en in luiers, door gangen van bejaardenhuizen rondwaren, totdat ze door goedwillende, maar ruwe, overwerkte verzorgsters in een zaal met in een hoek een onpersoonlijke vetplant achter een televisietoestel worden gedumpt! Zit u goed, meneer? Nee, ik heb overal pijn… Maar we zijn minstens zo bang om in de paar jaren die aan dit laatste stadium voorafgaan niet alles te kunnen doen wat we ons hebben voorgenomen ‘nog’ te doen. We hebben namelijk een lijstje gemaakt: We moeten nog een cruise maken naar de Noorse fjorden, naar de Antillen. We moeten nog naar Thailand, Vietnam en Angkor Vat. We moeten nog naar Zuid-Afrika, waar het landschap zo indrukwekkend schijnt te zijn. Kortom afstrepen. Ja, we moeten nog – van wie? Van de glossy 65+ bladen, van de leugenachtige pepreclame voor senioren, van de buren die ons voor een bankstel-avond bij hen thuis hebben uitgenodigd om naar de film van hun laatste reis door Rajastan te kijken. Moet je gezien hebben! Ja, tussen ons pensioen en de komst van de man met de zeis, al dan niet voorafgegaan door zijn schaduw genaamd dementie, moeten we ons eerst nog tot proppens toe volstoppen met nieuwe ervaringen. En daarbij de wereld goed laten voelen dat we er nog zijn, al is het alleen door onze koolstofvoetafdruk. Mensen! Mensen! Wat blijft er van die ervaringen over wanneer jullie eenmaal in de grond liggen? Wat van die filmpjes die jullie iedereen opdringen? Dat is het eerste wat na jullie dood met het vuilnis mee kan. Wat jullie voor de anderen achterlaten, dankzij die vliegreizen, die cruises, is vuil in de lucht, in het water. Dat wel. En dank jullie wel.
Dit is het
Ik zit op een terrasje, onder een parasol, en kijk uit over een dal met in het midden een rij populieren. Het kan niet anders of ze verbergen een riviertje. In de verte, voorbij de opening van het dal, strekt zich, blauwig, tamelijk donker, een heuvelkam uit. Ik vermoed dat daar de ‘causse’ begint. We bevinden ons ergens tussen Rodez en Mende, nog in het departement van de Aveyron. Ik ben op doorreis, het was half een ’s middags, ik had trek in een hapje eten. Kijk! – daar opzij van de grote weg, voor een afslag: een bord met daarop de naam van een ‘auberge’. Ik neem de afslag. Een paar kilometer verderop, voor de eerste huizen van een gehucht, rijd ik, links, een parking op. Aan de overkant van de weg het terras met de tafeltjes, de parasols, en met in grote aardewerk potten bloeiende oleanders, paars-rood. Een grote, geurende vijgenboom, een loslopende, loom kwispelende herdershond, krekels overal. Frankrijk in de zomer! En heerlijk, dat koude biertje! Aan een buurtafel zitten twee oudere echtparen. Ze spreken – zachtjes – Frans. Aan een ander tafeltje, verderop, zitten twee Nederlandse stellen, ook van over de 65. Ze zijn van verre te horen. Wat blijkt? Zowel aan het ene tafeltje als aan het andere hebben ze het over reizen. Ja, de namen van exotische reisbestemmingen rollen over elkaar heen, nu eens in het Frans uitgesproken, dan in het Nederlands: Aswan, Reykjavik, Seychellen, Machu Pichu, Kyoto, San Francisco, Phuket, St Petersburg, Marrakech, Bali… Zowel aan het Franse als het Nederlandse tafeltje zitten ze elkaar merkbaar op te fokken: wij gaan in oktober hierheen – nou, en wij hebben vliegbiljetten voor daarheen, deze winter… Dit irriteert me. Temeer omdat me opvalt dat die oudere stellen de mooie omgeving geen blik waardig keuren. Wat ze hier doen? Een derde tafeltje wordt bezet door jongere mensen, ook Nederlanders (die heb je nu eenmaal overal). Ze dragen shorts, petjes, slippers. Komen ze van een camping? Hoe dan ook, ze zeggen niets, kijken om zich heen, en genieten. Ja, genieten. En ze hebben gelijk. Want dit is het. De mevrouw van het etablissement komt met borden met eten aanzetten, voor hen, voor mij: magret de canard met frites. De herdershond komt bij me snuffelen. Totdat hij door iemand, binnen, wordt teruggefloten: Hector, ça suffit!
Niets meer moeten
Is dat niet wat je noemt bevrijding, niets meer te moeten? In andere tijden werd dit als een hoogste levensdoel beschouwd: het streven naar aanvaarding van wat nu eenmaal gegeven is, en berusting bij wat je niet hebt. Want dan ‘moet’ niets meer. Wijsheid. Wijsheid die bevrijdt. Iets voor oude mensen. En ja, ’t is waar, aan alles komt ook een einde. Laten we ons daar maar met de jaren op voorbereiden. Loslaten. Maar ondertussen, op zo’n terras, onder een parasol, met dat uitzicht, die krekels overal, een lieve hond, een vriendelijke madam, lekker eten, gezellig met elkaar… Wat wil je nog meer? En we zijn toch echt ‘op reis’. Gewoon in Frankrijk? Niet ver genoeg voor de miljarden 65+ business? Tant pis. Tant mieux.
1 Reactie op “Voor we doodgaan moeten we nog…”
Door peter hagtingius op 2 sep, 2018
In dit verband attendeer ik graag op filosoof en mathematicus Blaise Pascal (1623-1662) die toen al (ongeveer) schreef dat de wereld er een stuk beter uit zou zien als iedereen gewoon thuis bleef.