Restanten van wat nooit bestond
21 aug, 2018 Onderdeel van paysagesColumn door Caspar Visser ‘t Hooft
Frankrijk is niet alleen overdekt met restanten – in alle gradaties van verval – van dingen die ooit in gebruik waren, een functie hadden, je hebt er ook overblijfselen van dingen die nooit hebben bestaan. Die nooit hebben bestaan? – dat kan toch niet? Ja, dat kan wel. De spoorlijn die de ‘Transcévenole’ had zullen heten heeft nooit bestaan, toch zijn er sporen van te vinden: viaducten, tunnels, stukken tracé. Maar er heeft geen enkele trein over gereden, de bielzen en de rails zijn nooit gelegd. Ja, het is net als met ons eigen leven. Want even zo goed als gebeurtenissen die we in de werkelijkheid hebben beleefd, en zaken die we daadwerkelijk hebben verricht, een stempel op ons hebben gedrukt, worden we getekend door dingen die we ons hadden voorgesteld te doen maar die nooit in concrete daden zijn omgezet. Het is bij wensen, dromen, plannen en hoogstens voorbereidselen gebleven. Wat we op het oog hadden is nooit verwerkelijkt, toch heeft het in de geest zijn sporen achtergelaten. Een klassieke schrijver dagdroomde over het bestaan van een domein dat zich ergens tussen de aarde en de hemel uitstrekt en waarin alle onuitgevoerde bedenksels van mensen als half doorzichtige plasma’s rondwaren. Ze zijn niet voorgoed weg…
Transcévenole
Volgens het oorspronkelijke ontwerp uit het jaar 1852 had de spoorlijn Clermont-Ferrand met Nîmes zullen verbinden. Het spoor zou voor een groot deel door het gebergte van de Cevennen hebben gelopen. Het bleef bij een mooi ontwerp. In 1906 gaf de Franse staat toestemming voor de aanleg van een gedeelte van het geplande tracé: het stuk Le Puy – Aubenas. Dit stuk zou niet de Cevennen doorkruisen, wel de noordelijker gelegen bergketens van de Haute Loire en de Ardèche. De naam Transcévenole was daarom strikt genomen niet meer toepasselijk, toch bleef men aan deze oorspronkelijke naam vasthouden. De lengte van dit gereduceerde tracé zou 93 kilometer bedragen. De werkzaamheden begonnen in 1911. Ze werden einde jaren ’30 gestaakt. De SNCF (Société nationale des chemins de fer) zag er geen brood meer in, en in 1941 werd van staatswege een wet uitgevaardigd die het hele project declasseerde. Tot ongeveer halverwege het tracé was alles in gereedheid gebracht voor het plaatsen van de rails, verderop – in het departement van de Ardèche – was men niet verder gekomen dan het uitgraven van twee tunnels. Overblijfsels van iets dat nooit zou bestaan: stationnetjes, een paar viaducten, een paar tunnels. Vanaf een van deze viaducten (‘viaduc de Recoumène’) storten zich elastiekspringers in de leegte. Een van de tunnels (de ‘tunnel du Roux’ bij St Cirques-en-Montagne) is een tunnel voor autoverkeer geworden. Per dag rijden gemiddeld 500 auto’s door deze 3.336 meter lange tunnel. En bij Présailles is een deel van het tracé een pad voor ruiters en wandelaars geworden. Om op de paar viaducten terug te komen, ze zijn nooit gebruikt, maar ze misstaan niet in het glooiende landschap: twee hellingen worden door een rij smalle ramen met ronde bogen – hoog in het midden, minder hoog bij de uiteinden – met elkaar verbonden. Je vindt de bogen terug in het reliëfwerk van de romaanse kapellen en basilieken (Le Monastier-sur-Gazeille!), oud en zwaar van steen, waar de streek rijk aan is.
Tussenhemel
Bij de aanleg van het tracé schijnt een van de werkkrachten om het leven te zijn gekomen. Hij was 39 oud, hij viel van een steiger. Hij gaf zijn leven voor iets dat nooit zou bestaan. De Transcévenole leidt een zwevend bestaan in de tussenhemel van de onuitgevoerde voorstellen, plannen en projecten. Onze werkman bevindt zich nu in de hemel. Ja, waarom niet? En wat hij daar doet? Spelen met de menselijke bedenksels die de tussenhemel vullen. Zoveel dat nooit is afgemaakt, zoveel dat bij bedenksels en plannen is gebleven. Daarboven, in de hemel, mag je erin grabbelen, je ermee amuseren. Bijvoorbeeld door ze af te maken. Je moet toch iets doen, in de hemel? Stel dat alles daar ‘af’ zou zijn – wat zou je je vervelen! Afijn, zomaar wat gedachten. En toch, als er zoiets als een tussenhemel is, dan zie ik hem liever zo dan als het nare vagevuur, daar op dat romaanse timpaan.