Franse gemoedelijkheid, hoe lang nog?
20 apr, 2018 Onderdeel van politiquesColumn door Caspar Visser ’t Hooft
Er zijn dingen die tot voor kort geen prijs hadden. Dat was wanneer de postbode bij je langs kwam, niet alleen om wat vervelende bankrekeningafschriften in je postvak te schuiven, maar ook om een glaasje bij je te komen drinken. Voor vereenzaamde oude mensen, op een platteland dat leegloopt, was de komst van de postbode een gebeurtenis waar ze de hele ochtend naar uitzagen. Het ging niet zozeer om de post als wel om het gezellige praatje. En daarbij was de postbode echt niet te beroerd om even naar een lekkende kraan te kijken, of een zware butafles op te tillen. Veel Nederlanders hebben de afgelopen tijd naar Frankrijk de wijk genomen, omdat daar – in de provincie, althans – alle managementplannen van geprivatiseerde ex-staatsinstanties nog stuk liepen op een onzichtbare muur van stugge gemoedelijkheid. Ze vonden dat in Nederland deze gemoedelijkheid was verdwenen. Onder de huidige president Macron zal datgene wat ze in Nederland achter zich lieten hen in rap tempo inhalen. Goed, onder de vorige twee presidenten was de tendens al gezet, maar met Macron is alles in een stroomversnelling geraakt. Hij wil het land niet ‘hervormen’, zoals zijn voorgangers, hij wil het ‘transformeren’. Frankrijk moet worden de ‘Entreprise France’, met Macron als voorzitter van de raad van commissarissen. Wat vroeger gratis gebeurde, gewoon vanuit medemenselijkheid, is nu opeens marktwaar geworden: de Besloten Vennootschap La Poste (de Staat is nog steeds de grootste aandeelhouder, maar er wordt over gepraat hier verandering in te brengen) heeft zijn dienstenpakket uitgebreid, het omvat nu ook bezoeken en eventueel hulp aan oude mensen – tegen geld. Er zijn tarieven opgesteld. Als de Fransen Macron zijn ambtstermijn laten uitzitten, zal hij een Frankrijk achterlaten waaruit alle vrolijke, rommelige gemoedelijkheid is verdwenen.
Afstanden
Frankrijk heeft een voordeel boven Nederland, het land is qua oppervlakte een stuk groter. Misschien wordt dat Frankrijks redding. De horden technocraten die Macron erop uit stuurt om in de provincie zijn idee van orde op zaken te stellen, moeten lange afstanden afleggen. Omdat hun verplaatsingen langer duren dan die van hun Nederlandse collega’s in hun volgebouwde landje, is voor hen de verleiding ook groter om naarmate het aantal kilometers toeneemt zich door het platteland te laten ‘inpakken’. Het gaat vanzelf: de heuvels en de dalen die elkaar afwisselen, hier een wijnakker, daar een boerderij waarvan de oude, plompe bijgebouwen met het terrein mee-glooien, dan weer weilanden, omgeven door donkere boomcoulissen, en meren, en dorpen, en kastelen – in de verte, in de hoogte, in de diepte… Herinneringen komen boven drijven, van grootouders die nog in de provincie woonden, oude reflexen – en beetje bij beetje ontdooit hun kille, regelzuchtige grimmigheid van alles moet rationeel zijn, en rendabel, en competitief. En als ze dan in het een of andere dorp in de Auvergne, de Vendée of de Lorraine aankomen, dan doen ze eigenlijk het liefst hun jasje uit, stropen ze hun mouwen op, om vervolgens aan te zitten in een café, of aan een lange keukentafel met een plastic tafelkleed, voor een glaasje tussendoor. Even proeven. Laten we hopen dat de afstanden uiteindelijk de vernielzucht van president Macron zullen beperken.
Parijzenaars
Want het zijn niet alleen de Nederlanders die zich in het mooie, wijde, oude Frankrijk zijn komen vestigen, die hij benadeelt – door van het land één groot glossy conferentiecenter van een internationale luchthaven te willen maken, een willekeurige etappe in een gestroomlijnde jet-globalisering – maar ook de Fransen zelf. En dan vooral de Parijzenaars. ‘s Ochtends drie kwartier heen naar je werk, ’s avonds drie kwartier terug van je werk. Overvolle metro’s. Eindeloze files. Vieze dampen. Voor sluitingstijd nog even naar de supermark – je bent niet de enige: akelige mensen voor je in de rij bij de kassa. Afspraak bij de dokter, tandarts, fysiotherapeut, opticien: met een nummer in je hand een uur lang zitten op een plastic stoel in een wachtkamer. Of aan de telefoon met aan de lijn een blikken juffrouw (o! – wat haat je dat mens!): ‘Er zijn nog negen wachtenden voor u’. Of: ‘Gaat het om uw voeten, toetst u dan 1, gaat het om uw benen, toetst u dan 2, gaat het om uw anus, toetst u dan 3.’ Woensdagmiddag en in het weekend moeten de onopgevoede kinderen eerst naar de dansles, dan naar de voetbal, dan naar fluitles, dan naar de orthodontist en ga zo maar door. Je wordt er gek van – van deze ‘stroomlijn’ – en ja, onmogelijk. Parijzenaars nemen dit met zich mee wanneer ze, zodra het maar even kan, uitzwermen naar de provincie. Ze nemen dit mee, maar beetje bij beetje laat ook bij hen de sfeer, het ritme, de rust van het platteland zich gelden, en daarmee het ‘laisser faire, laisser aller’ – nee! Niet die, die de markt opeist! Nee, die, die het leven geeft…
Nog vier jaar Macron uitzitten, en dan kijken wat er van het Frankrijk waar we van houden is overgebleven.