Frankrijk onder de huid
22 okt, 2017 Onderdeel van prosesColumn door Jeanine Erades
Frankrijk zit onder mijn huid. Als Nederlandse Francofiel ben je nooit alleen, want er zijn vele duizenden Nederlanders, die net als ik, op de een of andere manier ‘iets’ hebben met Frankrijk en de Fransen. Soms kregen ze die liefde thuis met de paplepel ingegoten, soms liepen ze het virus op andere manieren op. Ik noem het gekscherend de Franse ziekte, hoewel die naam in vorige eeuwen op hele andere aandoeningen sloeg en daarom door de Fransen steevast de Italiaanse, Engelse of Spaanse ziekte werd genoemd. Hoe dan ook, als je dat virus oploopt, dan gaan na een korte incubatietijd Frankrijk en de Fransen voorgoed onder je huid zitten. Ik ben er al op jonge leeftijd mee besmet, ik denk zo rond mijn elfde jaar. Toen ik voor het eerst, liggend in een slaapzak op de achterbank van de auto, met mijn ouders de Franse snelwegen afzakte om in destijds hypermodern appartementencomplex twee weken vakantie te vieren aan de Franse Méditerannée.
In mijn herinnering bestonden die vakanties uit urenlang spelen op het hete strand, stokbrood eten en met mijn ouders en zusje flaneren over de boulevard. Daar durfde ik mijn eerste Franse woordjes te gebruiken, die ik tijdens de extra lessen in de zesde klas van de basisschool had geleerd. En waar velen bij thuiskomst verzuchten dat ze blij waren dat ze de Franse horde weer genomen hadden, hunkerde ik alleen maar naar meer.
Vraag me echter niet waarom ik geen Franse taal- en letterkunde ben gaan studeren, want het antwoord op die vraag moet ik schuldig blijven. Ik weet het gewoonweg niet. Het liep in elk geval anders in mijn leven, maar Frankrijk bleef daarin een belangrijke rood-wit-blauwe draad. Ik hopte van vakantievriendjes op de camping, via penvriendinnen en taalcursussen naar professionele literaire vertalingen en bovenal een soort algemene nieuwsgierigheid naar de Fransen en hoe ze de dingen in Frankrijk doen. Op hun manier. Hoe ze de tradities van hun stad of streek – soms tegen beter weten in – proberen te behouden, onder de druk van de moderne tijd en het toerisme. Hoe ze het haastige leven in de steden leefbaarder proberen te maken, en daarbij altijd en onmiskenbaar een eigen koers varen ten opzichte van hun buurlanden. Hoe vreselijk de Fransen kunnen afgeven op hun politieke leiders maar tegelijkertijd zo kinderlijk trots kunnen zijn op hun land, waar op de radio de bespreking van grote wereldproblemen wordt afgewisseld met het uitwisselen van recepten voor het maken van aardbeienjam.
Het is vooral dat art de vivre waar ik zo’n enorme bewondering voor heb. Die maakte dat ik jarenlang met grote regelmaat verzuchtte dat ik in het verkeerde land was geboren, als ik weer eens met een hart vol weemoed aan de rit naar het noorden begon. Hoewel ik ondertussen de pluspunten van Nederland niet onderschat, blijft Frankrijk voor mij een onuitputtelijke inspiratiebron. Soms in letterlijke zin, als mijn romans en verhalen zich ergens in la douce France afspelen, zoals Duivelsblauw, maar meestal ook in figuurlijke zin, want er is vrijwel geen manuscript van mij, dat niet ooit een keer tijdens een verblijf in l’Hexagone is geopend en bewerkt. Dat zit nu eenmaal onder mijn huid.
Jeanine Erades is juriste, vertaalster en schrijfster van fictie. Ze debuteerde met de historische roman Duivelsblauw (Mozaiek, 2012) die zich afspeelt in het Toulouse van de 16e eeuw (www.duivelsblauw.nl). Op een camping in de Lot-et-Garonne schreef ze onlangs een verhaal dat vervolgens werd opgenomen in de bundel Korte verhalen uit de Gouden Eeuw. Deze bundel (Uitg. Historische Verhalen) komt deze maand in het licht. Voor meer informatie: www.jeanineerades.nl