1
1
2-300x75
3-300x75
4-300x75
5-300x75
6-300x75

Tropeneilanden

12 jun, 2025 Onderdeel van paysages

Column door Caspar Visser ‘t Hooft

Een globetrotter ben ik niet. Ik vind het al heel wat dat ik in Frankrijk woon en ik daar al zeven keer ben verhuisd, telkens naar een andere streek. Om maar te zeggen dat ik ook weer niet een honkvaste thuisblijver ben. Mijn meest verre reis? Het eiland Grenada, in de Caraïben. Dat was begin 1992. Hier winter, grauw, kil – daar winter, warm en zonnig. Mijn zuster en zwager woonden daar. In een langwerpig huis zonder verdieping, met een kleine zuilengalerij voor en een nogal wild stukje tuin opzij met hoge bananenbomen. Je keek uit op de daken van St George’s, de hoofdstad van het eiland, en op de goudglanzende streep van de zee. St George’s is de naam die de Engelsen aan de stad gaven toen ze het eiland in 1763 van de Fransen overnamen. Daarvoor heette het Fort Royal. Ook andere plaatsen hebben Engelse namen, maar niet alle. Mijn zuster en zwager namen me mee naar de twee mooiste zwemplekken van het eiland: Grand Anse – waar het tropisch gewas tot vlak bij de zee nadert. En Sauteurs, waar je in stil, helderlicht blauw water zwemt, en je even verderop de donkere golven wit en woest tegen het rif ziet opslaan. Grand Anse is Frans en betekent ‘baai’. Sauteurs komt van het werkwoord ‘sauter’, springen, en herinnert aan de wanhoopsdaad van de laatste inboorlingen – de oorspronkelijke Caribs – die liever dan in handen te vallen van de Franse overheersers vanaf een rots de zee in sprongen. Er zijn meer tropische eilanden die allang niet Frans meer zijn, maar waar de namen nog steeds aan de Franse aanwezigheid herinneren. Waarom me deze soort fossielen – naamfossielen – altijd hebben geboeid? Ik weet het niet. Het is zo.

Franse namen

Want de Engelsen hebben meer eilanden van de Fransen overgenomen, anders gezegd van ze afgepakt. Goed, de Fransen hebben nog steeds Guadeloupe en Martinique – en dat zijn grote eilanden – en ook St Barthélémy en de helft van St Maarten, Maar ze hebben niet meer St Lucia, niet meer Dominica, niet meer St Christophe, niet meer St Vincent – en niet meer Grenada. De Engelsen hadden allang op die suikereilanden zitten te loeren, ze hadden er de hand op weten te leggen, maar veel Franse namen bleven bestaan. Een onomastisch memoriaal. De hoofdstad van St Lucia is Castries, van Dominica Roseau, van St Christophe Basseterre. Sommige namen kom je op haast al die eilanden tegen, telkens dezelfde, namen met ‘anse’ (voor baai), met – ‘pointe’ (voor kaap), met ‘étang’(voor meer). Zelfs op Trinidad en Tobago heb je een Point Fortin, een Pointe à Pierre, een Les Côteaux – terwijl het eiland officieel nooit Frans is geweest. De Spanjaarden hadden goedgevonden dat Franse creolen er zich kwamen vestigen, en toen de Engelsen beslag op het eiland legden vonden ze die namen allang best. En onze eilanden? Op de Benedenwindse eilanden zijn de Fransen nooit geweest. St Maarten daarentegen delen we met de Fransen. Ik kijk op de kaart. Hé! In ons gedeelte – het zuidelijke gedeelte – komen ook een paar Franse namen voor: Pointe Blanche, Cul de sac. Hoe kan dat?

Schrijvers

Jean Rhys, de schrijfster van Wide Sargasso Sea komt uit Dominica, een van de eilanden waar rond de helft van de achttiende eeuw de Engelsen de Fransen uit hebben gejaagd. Ze is in de hoofdstad geboren: Roseau – Frans woord voor ‘riet’. Goed, ze sprak Engels, ze schreef in het Engels, ze heeft later in Engeland gewoond. Alles Engels – en toch, wanneer ze als meisje naar de hoogste top van het eiland wees, dan zei ze (met een Engels accent): Look, that’s our vulcano, the Morne Diablotins. En wanneer de familie een tochtje maakte naar de zuidpunt van het eiland, dan was daar het pittoreske kustplaatsje Souffrière. Enfin, Jean’s voorouders waren van Engelse en Schotse afkomst, dat Franse verleden zal voor de rest nauwelijks een rol bij haar hebben gespeeld. Waarom ik haar toch noem? Omdat Wide Sargasso Sea zo’n prachtig boek is, en ik het iedereen wil aanbevelen. Ik las het na mijn bezoek in Grenada, ‘t was alsof ik er weer was.

Er is een andere schrijver die in sommige van zijn beste romans bewust teruggrijpt – hij wel – op het Franse verleden van een eiland dat door de Engelsen van de Fransen werd afgenomen. Het eiland ligt niet in de Caraïbische Zee, het ligt aan de andere kant van de wereld. Maar de eilanden daar lijken dusdanig, in alle opzichten, op die van de Caraïben, dat we ze zonder meer onder eenzelfde noemer kunnen plaatsen: tropeneiland met kokospalmen, witte stranden, baaien en ‘pointes’, resten van oude plantages, een gemengde bevolking van min of meer blanke creolen en afstammelingen van slaven, de alaanwezige geur van specerijen. We hebben het over Mauritius. De Portugezen waren er de eersten, toen kwamen de Hollanders, die het eiland naar hun prins vernoemden. En in 1715 werd het Frans bezit. Jean-Marie Gustave Le Clézio stamt af van Fransen die in de achttiende eeuw zich op het eiland kwamen vestigen en daar een plantersbestaan begonnen. Toen de Engelsen kwamen, in 1810, bleven ze daar wonen en verkregen ze de Britse nationaliteit. Maar hun achternaam bleef dezelfde. Op Mauritius zijn ook de plaatsnamen Frans gebleven. Zonder uitzondering. Je komt ze tegen in Le chercheur d’or, La quarantaine, Révolutions. Le Clézio is zelf in Frankrijk opgegroeid, in Nice. Maar als kind luisterde hij naar de verhalen van zijn ouders, en van een blinde oudtante. Ze vertelden over de plantage die de familie sinds generaties bezat, maar die ze als gevolg van de knoeierijen van een kwade oom moesten opgeven en verlaten. Een nostalgie! De plantage lag niet ver van de zee, om er te komen moest je door een bos van filao’s lopen. Filao’s (Casuarinae equisetifoliae) zijn naaldbomen, slank en licht. Le Clézio heeft het vaak over het suizen van de wind door de filao’s. Met als zware ondertoon het beuken van de zee tegen de riffen. De manier waarop Le Clézio de zee beschrijft, in alle seizoenen, bij alle weersgesteldheden, is weergaloos. Niemand doet het hem na. Niet voor niets ontving hij in 2008 de Nobelprijs voor literatuur.

Net als op de andere eilanden kom je namen tegen waarvan je je afvraagt hoe de Engelsen ze uitspraken en -spreken. Pamplemousses bijvoorbeeld. En waarom je op Mauritius een dorp hebt dat Surinam heet, is mij een raadsel.

Sorry, comments for this entry are closed at this time.