De kardinaal in zijn kooi
5 dec, 2024 Onderdeel van prosesColumn door Caspar Visser ’t Hooft
Vier lange zomers brachten wij achtereenvolgens door in de Dordogne. Dat was midden in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Die eerste zomer was ik twaalf. Ik weet dat zo precies omdat ik mezelf nog zie zitten op onze buiten-wc (een houten hok boven een afgrond), terwijl ik in gedachten middelbare scholieren napraat wanneer ze het over hun dagprogramma hebben: eerste uur Duits, tweede uur Wiskunde, na de pauze Engels, daarna Scheikunde enzovoort. Wat vond ik dat stoer, en wat verheugde ik me op de spoedige overgang van de lagere school – met elke dag eenzelfde meester of juf – naar de brugklas! Wat me minder helder voor de geest staat, zijn de routes die we namen, heen vanuit, en terug naar Nederland. Het moeten verschillende routes zijn geweest, want zo waren mijn ouders: ze wilden van de reis profiteren om telkens, onderweg, andere dingen te zien. En toch komt het me voor dat er vaste punten waren, en dat daar deze route elkaar kruisten. Waarom zou ik anders zo meteen aan het stadje Loches denken wanneer ik die reizen van een halve eeuw geleden memoreer? Het moet vaker dan één enkele maal zijn geweest dat we daar, vanuit de verte, de hoge donjon van het bijbehorende kasteel zagen oprijzen. Het moet ook vaker dan één enkele maal zijn geweest dat mijn vader dan het verhaal vertelde van de kardinaal die daar in een kooi gevangen had gezeten. Anders zou het me heus niet zo helder zijn bijgebleven.
Routes
Op de kaart probeer ik na te gaan wat die reisroutes naar – en terug uit – de Dordogne geweest hadden kunnen zijn. Périgueux, Brantôme, Nontron – ja, dat ik herinner ik me. Ook de namen La Rochefoucauld (“Zo heet ook de oudste familie van Frankrijk” – hoor ik Pa zeggen), Saint Savin (“Van alle romaanse kerken de mooiste”). En Valençay (met het kasteel van Taleyrand, Napoleons eerste minister)… Ja, maar toen hadden we Loches blijkbaar links laten liggen, want om vanuit Valençay naar Loches te rijden is een lange, lastige omweg. Uitzonderingen bevestigen de regel, de route liep meestal via Loches. Ik weet het zeker. Daarna Blois, Vendôme, waar ik ons nog zie zitten in een restaurant met boven onze tafel een foto van de kerk van Ste Radegonde de Talmont op zijn rots boven de zee (waarom je je zoiets herinnert?), Chateaudun, waar we de nacht in een stamhotel doorbrachten… Souvenirs, souvenirs.
Loches
Loches, een hoge wand, geel van steen. Geel en grimmig. In de late Middeleeuwen had de donjon dienstgedaan als staatsgevangenis. De Franse koningen sloten er hun vijanden in op, vaak hoge vazallen die moeite hadden zich naar de wensen van hun landsheer te schikken. Ze werden dan van hoogverraad beschuldigd. Een van deze hoge heren was de kardinaal La Balue. Hij had zich de toorn van Lodewijk XI op de hals gehaald en in het jaar 1469 werd hij in de donjon van Loches gevangengezet. Hij zou er elf jaar blijven zitten – in een kooi. Zitten? Nee, niet zitten, en ook niet staan, en ook niet liggen. De kooi was voor al die houdingen te klein. Wat dan wel? – vroegen wij aan Pa. Hij wist het ook niet. En als hij naar de WC moest? We moesten het hebben van onze verbeelding. Prettig moet het in ieder geval niet zijn geweest.
Jean de la Balue
En dat elf jaar lang! En ging hij toen dood, in die kooi? Ook dat bleef een open vraag. Ik klap mijn laptop open, surf wat op internet – ja, daar heb je hem, Jean de la Balue! Wat blijkt? Na zijn vrijlating leefde hij nog twaalf jaar lang, in alle staatsie en hoog in aanzien, bisschop van Autun, daarna van Ostia, tenslotte van Palestrina, beschermheer van de Johanniter-orde, gastheer van prins Zizim, de broer van de grote Turk. Hij stierf op zeventigjarige leeftijd, wat behoorlijk oud was in die tijd. Hij moet een sterk gestel hebben gehad – elf jaar in een ijzeren kooi!
Loches…
Sorry, comments for this entry are closed at this time.