De sleutel
15 aug, 2023 Onderdeel van paysagesColumn door Caspar Visser ’t Hooft
Wat doet die sleutel daar, in een enveloppe, achterin in de la van mijn bureau? Een oud bureau waar ik allang geen gebruik meer van maak. Vandaar dat hij op de zolder staat. Ik had papier nodig voor mijn printer, de stapel A4tjes naast de printer was opgebruikt, wat nu? En als er toevallig in dat oude bureau nog wat vellen te vinden zijn? Je weet maar nooit. Nee helaas, geen papier – wel een enveloppe met daarin een grote sleutel. Ik mijn hoofd breken: bij welke deur hoorde hij? Van welk huis? Ik ben in de loop der jaren zo vaak verkast. De nacht brengt raad, toen ik op een ochtend wakker werd, wist ik het: de deur van de hotelkamer in Châtel-Guyon.
Châtel-Guyon
Toen ik het hotel verliet was ik vergeten de sleutel op de balie achter te laten. Ik had hem bewaard met het vaste voornemen hem met de post terug te sturen. Het kwam er maar niet van, laksheid, onverschilligheid – niet netjes. De mantel der vergetelheid overdekte het kwade geweten, en nu zijn we meer dan een kwart eeuw verder. Ja, want het was in 1994 dat ik vanuit Noord-Frankrijk dwarsdoor het land naar de Pyreneeën reisde en ik halverwege, in Châtel-Guyon, een stop maakte. Het stadje ligt midden in groen-glooiende heuvels, niet ver van Clermont-Ferrand. Ik herinner me nog hoe ik ’s avonds door een park wandelde met hoge bomen. Dit park bleek te grenzen aan een beek die vanuit het plateau met de vulkaantoppen van de Puy de Dôme en de Puy de Sancy bruisend de vlakte in stortte. In het park stond een ouderwetse badinrichting in neo-byzantijnse krul- en tierlantijnstijl. Ik had kort tevoren Mont-Oriol van Maupassant gelezen. Ik zag ze hier rondwandelen, de sluwe Père Oriol, op wiens terrein een geneeskrachtige bron was ontdekt en die er een mooi slaatje uit sloeg, de Docteur Bonnefille, de directeur van de thermen die bij de bron waren gebouwd, de Marquis de Ravenel en zijn dochter Christiane, die getrouwd was met een rijke bankier wiens grootste wens het verwerven van een adellijke titel was. Châtel-Guyon is nog steeds een kuuroord, al heeft het veel van zijn aristocratische allure verloren. Brave middenstanders komen er om hun reumapijn te verlichten.
De sleutel
Na zoveel jaar zullen ze die sleutel wel vergeten zijn. Het is trouwens nog maar de vraag of dat hotel nog bestaat. Misschien wel, maar in dat geval hebben ze het interieur en de voorzieningen aan de eisen van een nieuwe generatie aangepast. Hoeveel hotels hebben nog deuren die je met een ouderwetse sleutel – een metalen staaf met aan een kant een ronde lus en aan de andere kant een geribbelde uitstulping – openmaakt? Ik raadpleeg internet. Ik klik op de hotels die onder Châtel-Guyon staan aangegeven. Ik bekijk de series foto’s waarmee ze op hun websites pronken. Alles even glossy, clean, minimalistisch en luxe. De deuren daar, die doe je met een kaart open. Een groen lichtje, een piep, een klik en je kunt naar binnen. Mijn hotel – komt het op het lijstje voor? Misschien is alleen nog de buitenkant herkenbaar. Nee… Zou het nog de moeite zijn die sleutel terug te sturen? Ik heb zo het idee van niet.
Franse hotels
De kamer had een wijds uitzicht op de vlakte met in de verte de heuvels van de Forez. Voor de ramen hing een bloemetjesgordijn. Deze bloemetjes vloekten bij het engeltjesmotief van het muur- en plafondbehang. Aan de muur een ingelijste reproductie van de zonnebloem van Van Gogh. Een wasbak met een zwarte stop aan een kettinkje. Daarnaast een bidet. De WC en de douche waren op de gang. Daar lag een versleten loper die het geluid van je stappen dempte, maar niet het gekraak van het parket eronder. Een matras met een kuil, een dikke, donzen sprei, een ongemakkelijk rolkussen onder het gewone kussen. Kortom, de Franse hotelkamer zoals ik die van jongs af aan heb gekend, en die nu een zeldzaamheid is geworden. Om een uur of zeven kwamen vanuit de keuken beneden etensgeuren naar boven dampen. Fijne geuren. Die van de juliennesoep. Die ging rond in een terrine. Madame kwam bij de tafeltjes langs en schepte de gasten direct uit de terrine op. Daarna een blanquette de veau met verse boontjes. Ik noem maar wat. Klassieke kost, altijd vlees, uitstekend klaargemaakt. Een karaf rode huiswijn. Een keuze uit verschillende regionale kazen: Cantal, Bleu d’Auvergne, St Nectaire. Toe een crème brûlée, of een stuk appeltaart. Een tisane om het af te leren. Je sliep er heerlijk op. En je wist dat de volgende morgen in dezelfde eetzaal de warm, knapperige croissants voor je klaar zouden staan, en net zoveel koffie als je maar wenste, in grote kommen zonder oor.
Geruisloos en elektronisch
Wat is alles toch geruisloos en elektronisch geworden! Het openmaken van hoteldeuren, het betalen bij het verlaten van een hotel. Destijds rinkelden nog de tienfrank-munten over de balie, nu heeft ook dat voor de kaart plaatsgemaakt. Hé Ho! En wat zit jij te doen – jij, die zo vol wellust je aan je nostalgie overgeeft – hoor ik een stem-in-me-zelf tegen me zeggen. Die stem heeft gelijk, destijds zou ik het telefoonboek erbij hebben gepakt en daar de namen van de hotels hebben opgezocht, om ze dan één voor één op te bellen (mocht ik van het onrechtmatige bezit van die sleutel inderdaad een gewetenszaak hebben gemaakt). Ik zou de nummers hebben ‘gedraaid’ op een oud toestel: 2 kriik – rr. 5 Kriiiiik – rrrrrrr. 9 Kriiiiiiiiik – rrrrrrrrrr. 1 Krik – r. Nu heb ik ze – paf! – op mijn scherm staan, ik hoef niet te bellen, ik kan meteen zien of mijn hotel er nog is. Niemand aan de andere kant van de lijn met wie ik hoef te praten. Ja, geruisloos, elektronisch… Wat maakt die sleutel een lawaai wanneer hij als gevolg van een verkeerde beweging van mij op de grond valt.
Die sleutel, dat hotel, die tijd…
.
Deze column komt ook voor in mijn derde Frankrijk-bundel Frankrijk in 50 nuances (VanDorp/Grenzenloos, 2022)