Uit de mémoires van een hertog
2 mrt, 2023 Onderdeel van prosesColumn door Caspar Visser ‘t Hooft
Toen in het laatste jaar van de zeventiende eeuw een lid van de hoge Franse adel met Elisabeth van Wassenaer trouwde, vond de chroniqueur St Simon – Louis de Rouvroy, hertog van St Simon – het nodig daarbij te vermelden dat deze ‘Hollandse voortkomt uit een oud geslacht, wat in haar land een zeldzaamheid is’. Over St Simon gesproken, voor wie wil weten welke Franse families tot de adel behoren is het zaak zijn beroemde mémoires erop na slaan. Deze chroniqueur uit de tijd van Lodewijk XIV beschrijft de wederwaardigheden waar hij aan het hof van Versailles en tijdens de veldtochten van de zonnekoning getuige van was. Zijn stijl is weergaloos. Dat is de reden waarom zijn volumineus œuvre tot de hoogtepunten van de Franse literatuur wordt gerekend. In de mémoires komt een haast onafzienbare hoeveelheid aristocratische namen voor. Families die vandaag nog die namen dragen zijn van oude adel, families die dat niet doen niet. St Simon heeft het niet op met de Nederlanders van zijn tijd. Dit is in zoverre begrijpelijk dat het Frankrijk van de zonnekoning overhoop lag met de Verenigde Provinciën. Daarbij was St Simon katholiek, waar men in de Republiek overwegend de calvinistische leer was toegedaan. Wat overigens niet wegneemt dat St Simon zo zijn voorzichtige reserves had ten aanzien van de politiek van Lodewijk XIV die zijn afkeer van de protestanten in daden had omgezet en hen door zijn soldaten liet molesteren. Een andere reden waarom St Simon op de Nederlanders neerzag, was dat bij hen de adel zo dun was gezaaid. Of hij wist dat deze minachting wederzijds was? En dat voor de schatrijke Sixen, Trippen, Bickers en Boreels zulke pretenties als de zijne een voorwerp van spot waren? Hij had geen zin het te weten.
Elisabeth van Wassenaer
Frédéric-Maurice de la Tour d’Auvergne was een kleinzoon van Elisabeth Flandrina van Oranje-Nassau, vijfde dochter van Willem de Zwijger. Zijn vader was nog protestants gedoopt, maar met hem had de oude familie de la Tour d’Auvergne, prinsen van Sedan, zich teruggeworpen in de Roomse moederschoot. Frédéric-Maurice nam daarom met zijn huwelijk – tweede huwelijk – met Elisabeth van Wassenaer een risico. Zij was protestants, het zou hem zijn carrière in Frankrijk, en aan het hof van Versailles – dat kwam voor de adel op hetzelfde neer – kunnen schaden. Tegen de verwachting in wist Elisabeth zich overal geliefd te maken, aan het hof, en zelfs in haar nieuwe familie, waar ze haar ruziënde stiefkinderen tot elkaar bracht. Na een grondige instructie, en in volle overtuiging, bekeerde Elisabeth zich ten slotte ook zelf tot het katholicisme. Dit alles weten we van de hertog van St Simon, die deze Hollandse – ‘voortkomend uit een oud geslacht’ – niets dan lof toezwaait. Een zeldzaamheid in zijn mémoires.
Madame Panache (een grappig verhaal)
Frédéric-Maurice had een volle neef – eveneens kleinzoon van Elisabeth Flandrina van Oranje-Nassau – die er niet aan had gedacht katholiek te worden toen Lodewijk XIV besloot geen protestanten meer in zijn koninkrijk te dulden. Frédéric-Charles de la Rochefoucauld, graaf van Roye, week met zijn vrouw en een van zijn dochters uit naar Denemarken, waar hij door de Deense koning met open armen werd ontvangen en waar hij zelfs tot maarschalk werd benoemd. Toen hij eens met zijn vrouw en dochter bij het Deense vorstenpaar aan tafel zat – een groot feestmaal – gebeurde er iets dat hem ook in Denemarken in ongenade deed vallen. St Simon wijdt er een bijzonder geestig paragraafje aan. De vrouw van de nieuwbenoemde maarschalk, Madame de Roye, stootte haar dochter aan, wees naar de koningin en zei: « Vind je ook niet dat Sa Majesté sprekend op Madame Panache lijkt? » De gravin van Roye had willen fluisteren, toch had de Deense koningin haar woorden opgevangen. Madame Panache? – wie was dat? Deze vraag liet de koningin niet los en diezelfde avond nog schreef ze een brief aan de Deense gezant in Parijs waarin ze om nadere inlichtingen vroeg. Het antwoord maakte haar furieus. Ze kreeg te horen dat Madame Panache een oud vrouwtje met een hangende onderlip en fletse ogen was. Een soort bedelares die het Franse hof was binnengedrongen. Niemand wist precies hoe. Tijdens de soupers van de koning speelde ze de gekkin. Men schiep er vermaak in haar woede te wekken, en om haar voor haar zottigheden te belonen vulde men de zakken van haar japon met stukken vlees en druipende sauzen. Wat?! De Deense koningin klapt met deuren, stoot onderweg naar haar koninklijke gemaal een porselijnen vaas omver, stuift binnen: « Weg met die Royes! » En de graaf en gravin van Roye konden hun koffers pakken. Volgende wijkplaats Londen. Dat zou hun standplaats blijven. Toen hij in Engeland aan de macht kwam, bewees de koning-stadhouder Willem III hun grote gunsten. Ze mochten zich voortaan ook graaf en gravin van Lifford noemen. Frédéric-Maurice en Willem III waren niet voor niets achterneven. Elisabeth Flandrina van Oranje-Nassau en de grootvader van Willem III, prins Frederic Hendrik, waren half-broer en -zus.
Zomaar wat aardigheden uit de mémoires van een hertog.