Ik haat joggers
17 jan, 2023 Onderdeel van prosesColumn door Caspar Visser ‘t Hooft
Twee maal per dag laat ik mijn hond uit. Ik ben een gepriviligieerd mens, vijftig meter voorbij waar ik woon begint een park met vijvers en bos. Deze morgen kwam ik, na een half uur lopen, bijzonder opgewekt thuis. Na een paar sombere, druilerige dagen, liet de zon zich voor het eerst weer zien – wat bleekjes weliswaar, als na een winters ziektebed, maar toch bij machte aan de natuur een vrolijke glans te geven. Mijn goede humeur had daar zeker mee te maken, maar om zo goedgeluimd weer huiswaarts te keren als vanmorgen, daar was meer voor nodig. Wat? Mensen die rustig flaneren in plaats van joggen. Want ik begin joggers te haten.
O, en wat heb je dan tegen joggers? Wat ik tegen ze heb? Ik zal het jullie eens haarfijn uitleggen. Ze degraderen het mens-zijn. Ach! Man! Meteen van die grote woorden: ze degraderen het mens-zijn… Ja, want mens-zijn heeft niets te maken met fitness, met spieren of met het tempo van je hartslag, het heeft te maken met sociale omgangsvormen. En hoe meer je deze sociale omgangsvormen cultiveert, hoe meer je ook een mens bent. Wandel je rustig met je hond, komt daar weer zo’n jogger in een zoetjeskleurig pornopak aanhupsen. Zijn gezicht staat op grimmig. ‘t Is hard werken voor je eigen body! Hij huppelt je hijgend voorbij, geen groet, geen glimlach – nee, ik heb begrip op te brengen voor zijn uitputtend met-zichzelf-bezig zijn. Ook als hij op de grond spuugt. Dat hoort erbij, soms moet je je overtollige speeksel kwijt. Van mij wordt begrip verwacht, zo niet beate goedkeuring. Goed, de eerste jogger van de dag is voorbij, komt de tweede, komen de derde, de vierde… Allemachtig! O, kijk Daar! – een groepje. Die pakken het anders aan. Dat heet geen joggen, maar walken. Ze lopen met skistokken. Tik-tak-tik-tak zeggen deze stokken. Ze lopen snel. Te snel voor zinnige gesprekken. Want ze praten met elkaar – dat wél. Maar omdat elke paar uitgesproken woorden zich met een daaropvolgend hard hijgen laat betalen, verloopt het gesprek met horten en stoten. Niet bepaald geschikt voor rustig-vloeidende gedachtenwisselingen. Mensen, hou toch op daarmee! Ik-en-mijn-body… pfff, zijn jullie machines? Nu ja, met al die verplichte injecties zijn we al een eind op weg homunculi van onszelf te maken. Machines. En wat doe je met machines? Je manipuleert ze.
Deze morgen was het anders. Ik verbaas me er nog over. En wat me nog het meest verbaast, is dat ik er zo opgewekt van werd. Op het pad langs de vijver kwam een ouder echtpaar me rustig tegemoet wandelen. Af en toe stonden ze stil en keken ze om zich heen. Naar boven ook, naar het grillige spel van de zwarte takken tegen een hemel vol blauwe en zilveren nuances. Zouden ze aan Léon Spillaert hebben gedacht, die als geen andere artiest zo prachtig bomen zonder bladeren kan weergeven? Vanuit een zijpad naderde een ander echtpaar. De twee stellen groetten elkaar en begonnen een praatje. Ze hadden zich midden op het pad opgesteld, een jongen op een mountainbike was verbaasd dat ze niet voor hem naar de kant sprongen. Ik liep langs, met mijn hond. Voor mij deden ze wel een stapje opzij, waarbij ze me vriendelijk toeknikten. Je zult zeggen: ‘t is niks. Wat mij zo opviel was de rust, de kalmte, de vriendelijkheid, en daarom de soliditeit, die de twee stellen uitstraalden. Even later, na een paar bochten, kwam ik een van de twee echtparen weer tegen, nog steeds even kalm-bedaard, genietend van de natuur, van het uitzicht op het blinkende water, bereid om overal stil te blijven staan, vooral wanneer dat was voor een conversatie met anderen, bekenden, minder bekenden. Flaneren… Zelf raakte ik in een gesprekje verwikkeld met een jongen van een jaar of zestien-zeventien. Hij liep alleen, iets wat jongeren zelden doen, en bij het zien van mijn nog jonge hond krulde zijn mond zich in een brede glimlach. Wat voor ras het was, hoe oud hij was?… Kan het zijn dat ik ’s zomers diezelfde jongen eens aan de rand van de vijver heb zien staan, met een hengel? Want ‘s zomers mag je in het park vissen. Vissen! – als voor joggers flanerende mensen van een andere planeet afkomstig zijn, komen hengelaars uit een ander melkwegstelsel.
Goed, dit alles om maar te zeggen dat ik een hekel heb aan joggers. Zolang ze aan het joggen zijn, wel te verstaan. Want als ze hun te strakke pakje vol zweet hebben uitgetrokken, wil ik geloven dat ze brave mensen zijn. Misschien een beetje machines, dat ook.