1
1
2-300x75
3-300x75
4-300x75
5-300x75
6-300x75

Verlaten spoor

30 mrt, 2022 Onderdeel van paysages

Column door Caspar Visser ’t Hooft

Wanneer je over de snelweg door Frankrijk reist, dan zie je Frankrijk niet op dezelfde manier als wanneer je gewone wegen neemt. Hetzelfde geldt voor het reizen met de trein of het varen over rivieren en kanalen. Het Frankrijk van de spoorbanen is een ander Frankrijk dan het Frankrijk dat je vanuit de boot meemaakt. Heb je genoeg van een bepaald stuk Frankrijk omdat je het zo langzamerhand wel kent, pak dan gewoon een ander vervoersmiddel. Wat blijkt? Je kijk op het betreffende stuk Frankrijk was maar zeer beperkt. Nu zie je opeens nieuwe dingen. Wanneer ik een verlaten spoorbaan tegenkom – en je hebt er veel in Frankrijk – dan denk ik altijd: jammer! Dat is een manier van het land beleven minder. Anders gezegd, dat is een Frankrijk minder.  

Oud bergbaantje

Je hebt mensen die wandeltochten maken over verlaten spoorbanen. Ik kan me zo goed voorstellen dat ze hier een liefhebberij van hebben gemaakt! Toen mijn grootvader nog leefde, kwam ik geregeld bij hem logeren. Hij woonde in Genève. Zo af en toe ging ik er alleen op uit, lange wandelingen in de omgeving van de stad. Een vaste wandeling was de bestijging van de Salève, de berg ten zuiden van Genève, vlak over de grens, in Frankrijk. Onderaan de berg had je een steengroeve. Deze groeve had het onderste deel van het traject van een oud bergtreintje weggevreten dat van de vlakte naar het dorpje Monnetier leidde, boven op de kam van de berg. Een hoogteverschil van zo’n 700 meter. Om de resten van dit traject te bereiken moest ik eerst lijnrecht omhoog, over oud puin en dor gras, en daarna over een paadje door laag struikgewas. Wat over was van het oude treintraject? Een tamelijk brede, oplopende weg met steentjes, de rails waren weg. Het vormde een soort balkon in de loodrechte wand, en op een gegeven moment liep het traject door een donkere tunnel. Dat was altijd even je hart vasthouden. En dan kwam je boven, en ging de wandeling verder, langs een klein kasteeltje, door het dorp, verder omhoog door bossen, over weilanden, naar de standplaats van de téléphérique die was aangelegd lang nadat de funiculaire (het bergtreintje) was opgegeven. Ik beschrijf niet het uitzicht over Genève en het meer, en op de hoge bergen aan de andere kant, de Môle, de Mont Blanc, de Aravis… Ik heb een briefkaart met daarop afgebeeld een oude poster uit 1900. Op de voorgrond staan keurig geklede mensen (onder wie een dame met een wijde hoed) uit te kijken op de vlakte en het meer van Genève die zich in de laagte uitstrekken. Rechts zie je de wand van de Salève met boven het kasteeltje van Monnetier. En in de wand de spoorbaan, met rails en al, de tunnel, en een treintje dat naar boven tuft. Ach ja, nu verlaten…

Geheimzinnige toren

Je hebt trouwens ook spoorbanen die na een tijd verlaten te zijn geweest weer in gebruik worden gesteld. Ik denk aan de lijn die Agen met Monsempron (bij Fumel) verbindt. Toen ik nog in Agen woonde, heb ik een paar keer op en neer naar Monsempron gespoord (om het vocabulaire van Couperus te gebruiken). Gewoon voor het plezier, en om de omgeving eens op een andere manier te ervaren. Een gloednieuw TER-treintje dat er uit ziet als een TGV in het klein, wat nogal contrasteerde met de stationnetjes waar hij onderweg stopte. Die waren sinds de opnieuw ingebruikstelling zo te zien nauwelijks opgeknapt, vervallen gebouwtjes met ingeslagen ramen, perrons waarop het gras hoog tussen de tegels omhoogschiet. Ja, dit soort dingen vind ik grappig. Voordat het treintje de grens tussen de departementen van de Lot-et-Garonne et de Dordogne overschrijdt, rijdt het door een dicht bos met droge eiken. Opeens flitst dan, aan je linkerhand, een toren voorbij. Duidelijk middeleeuws. Midden in het bos, vlak boven de spoorlijn. Voor je boe kan zeggen, ligt hij alweer achter je. Ik was altijd van plan geweest een gedetailleerde kaart te raadplegen: kijken of ik de toren erop te vinden was. Iets voor het begin van een verhaal. Dat kijken op de kaart – het is er nooit van gekomen, en nu woon ik ergens anders.

Lucien en Julienne

Over verhalen gesproken, misschien is dit een aardig idee – ik bedenk het ter plekke, of gaat het hier om de vage herinnering aan iets dat ik ergens heb gelezen? Doet er niet toe. Ik noem haar Julienne. Haar man was Lucien. Hij werkte vijf dagen van de week in de grote stad, op de fabriek. Dat was ver van huis, door de week sliep hij daarom ter plekke. Julienne bleef achter op de boerderij, zorgde voor de kinderen, voor de kippen, de geiten, de moestuin. Vrijdagavond kwam Lucien thuis. Hij bleef dan tot zondagavond. Julienne en Lucien waren erg op elkaar gesteld. “Mon Lucien” – “Ma Julienne”. De boerderij lag dicht bij het spoor. Zien kon je ze niet, horen kon je de treinen wel. Dertien over zeven ‘s avonds, dat was het precieze tijdsstip waarop de trein langskwam waar Lucien in zat. Aangekomen op het station pakte hij zijn fiets, en tien minuten later – daar had je hem, met zijn pet, zijn vrolijke grijns, een cadeautje voor de kinderen. Tja, en toen ging hij dood. Een ongeluk op het werk. Hij was nog jong, zij was nog jong, de kinderen waren nog jong, alles jong. En ze werd stokoud. Over de negentig. Nooit hertrouwd – o nee, nooit. Na zestig jaar was Lucien nog altijd ‘mon homme’.  Dementeren deed ze niet. Ze bleef gewoon wonen waar ze altijd had gewoond, op de boerderij, op het laatst kreeg ze dagverpleging aan huis. Wel was er iets waar haar enige overgebleven dochter, haar kleinkinderen en haar talloze achterkleinkinderen zich over verbaasden, wat hen zelfs een beetje verontrustte. ‘s Avonds, om precies dertien over zeven, keek ze op, was het alsof ze haar oren spitste, en dan zei ze: “Daar komt ie.” “Wie?” – vroegen ze haar. “O, niets” – antwoordde ze dan meestal. Of ze zei: “Horen jullie hem?” En dan vroegen ze: “Wie – wat?” En dan zei ze (soms wel, soms niet): “De trein.” “Welke trein? Er rijdt hier geen trein. De spoorbaan achter is als sinds een halve eeuw in onbruik. Op de rails groeit onkruid, hier en daar wordt het spoor door bramen overwoekerd. Dat weet je toch?” Ja, ze wist het. Het was precies om dertien over zeven ‘s avonds dat ze op een goede dag haar laatste adem uitblies. Met een glimlach op de lippen.

Zomaar een verhaal…  

.

Deze column verscheen in ‘Frankrijk in 50 fragmenten’ (Grenzenloos, 2017)

Reageer