De steenhouwer
11 feb, 2022 Onderdeel van prosesColumn door Caspar Visser ’t Hooft
Jean-Pierre Blazy had me al vaker uitgenodigd een kijkje te komen nemen in zijn steenhouwerij. Zijn atelier lag aan de rand van de stad. Een keet met een dak van golvend plaatwerk, omringd door een stuk terrein waar de de brokken natuursteen lagen verspreid. Even verderop een verkooppunt van autobanden, daar weer naast een Aldi. In Frankrijk is zoveel ruimte dat je er slordig mee om kunt springen. De ZAC’s (Zones d’Activités Commerciales) hebben altijd iets rommeligs. Je waant je in de Amerikaanse Midwest. Deze keer had ik gevolg gegeven aan de invitatie. Niet dat ik een schoorsteenmantel of een grafsteen nodig had – dat niet. Wel dat ik nu eenmaal belang stel in oude ambachten. Ze zijn zo zeldzaam geworden ! Misschien ook omdat ik een Noord-Europeaan ben, want voor de Fransen is Nederland Noord-Europa. Fransen zeggen het vaak: in het protestantse Noord-Europa hebben de mensen meer respect voor handenarbeid dan bij ons. In Frankrijk wordt op alles wat manueel is neergezien. Daar leeft in geseculariseerde vorm de drie-standen maatschappij voort. De hoogste stand wordt weliswaar niet meer door de katholieke clerus gevormd, wel door de directe opvolger ervan: de denkers. Geestesarbeid torent mijlen hoog boven ambachtelijk werk.
Het atelier
Goed, daar stond ik dan, voor de opengeschoven deur van de uitgestrekte hangar. Jean-Pierre kreeg me al gauw in de gaten. Vanuit zijn kantoortje, meteen links na binnenkomst, achter glas, wenkte hij me toe. Op zijn bureau lagen stapels paperassen. Hij was bezig geweest met het doornemen van oude rekeningen. De toetsen van zijn wat vermoeide computer zagen net zo geel als de vlekken op de paperassen, als het geel op Jean-Pierre’s handen, als de kleur van de natuursteen uit de streek. Mijn komst bracht afleiding, voor Jean-Pierre was papierwerk zichtbaar een beproeving. En zo begon mijn rondleiding door het atelier. Jean-Pierre had een tiental mannen in loondienst. Ze waren druk aan de slag. Een gebik, gebeuk, geschuur, geschaaf ! Hier een half voltooide schouw, daar een stenen fontein voor in de tuin, hier een marmeren grafplaat, daar wat bedoeld was een massieve hekkenpost te worden. Mijn oog viel op een jongen van een jaar of veertien. Hij bewerkte een klomp steen met een beitel – en hij scheen er het grootste genoegen in te scheppen. Ja, het viel me meteen op: die jongen kon zijn geluk niet op. Ik vroeg aan Jean-Pierre wie hij was. Hoe het kwam dat iemand zo jong al bij hem werkte.
Een mislukkeling
Een stagiaire – was het antwoord. Hij zit in de tweede klas van het lycée professionnelle, drie weken lang heb ik hem onder mijn hoede. Hij werkt goed, hij heeft er duidelijk een handje van. Ik zou hem wel willen houden, maar dat kan natuurlijk niet. Hij moet eerst zijn schooltijd uitzitten, nog minstens vier jaar. Voor hem een kwelling. Taal, grammatica, cijfers, formules – het wil er bij hem niet in. In alle vakken zijn zijn resultaten allerbelabberdst. Ik heb met die jongen te doen, moeilijk op die leeftijd al rond te lopen met het besef een mislukkeling te zijn. Ja maar – werp ik tegen: je zei dat hij hier, bij jou in de steenhouwerij, goed bezig was. Antwoord: ja, vroeger zou hij nu al hebben mogen werken. Er zijn nu eenmaal mensen die beter met hun handen overweg kunnen dan met hun hoofd. En daar is niets mis mee. Maar ja, dit is Frankrijk. Iedereen moet tot op zijn achttiende zijn hoofd volstouwen met dingen waar hij later niets aan heeft, terwijl er hele sectoren zijn waar het aan hand-krachten ontbreekt. Dat het hoofd alles zou zijn, is ons ook alleen maar in het hoofd gepraat. Wat zijn we zonder onze handen ?
Ik laat deze filosofische opmerking tot me doordringen en kijk nog eens naar die jongen die daar zo blij en ijverig staat te beitelen. Ik hoop van harte dat hij eens de steenhouwer zal worden waartoe hij duidelijk is bestemd, en ik denk : volhouden, nog vier jaar tanden op elkaar. Laat je door niemand aanpraten dat je een mislukkeling bent !