Korthals
14 dec, 2021 Onderdeel van prosesColumn door Caspar Visser ‘t Hooft
Mijn eerste hond, Feyo, kwam uit de Leidse achterbuurt. We verbeeldden ons dat wanneer je hem op z’n plat Leids aansprak (‘Kom j’uit Laie dzan?’), hij eerder bereid was naar je te luisteren dan wanneer je je in keurig Haags uitdrukte. De hond die ik nu heb, Asterix, is een Cairn terrier. Al komt hij uit een Frans nest, de naam van het ras zegt genoeg: zijn voorgeslacht was Schots. ‘Cairn’ is Gaelic voor ‘steenhoop’. Ik probeer het wel eens, ik zeg dan tegen Asterix: ‘Ye’re a wee leetle doggie from the Highlands’ – en ja, hij trekt zijn kopje scheef, zijn blik is veelbetekenend. Wil dat zeggen dat de taal waarmee zijn voorouders generaties lang waren vertrouwd zijn sporen in de genen heeft achtergelaten? Ik weet het niet. Voordat Asterix kwam, had ik Gulliver, een Epagneul Breton. Bretons heb ik niet tegen hem kunnen praten, want die taal ken ik niet. Wel een mondjevol Spaans. De naam épagneul komt net als het Engelse spaniël van espaniola. Ik leidde daaruit af dat Gullivers stamboon terugvoerde tot het Spanje van Don Quichot. ‘Hola! Como estas hoy?’ Geen reactie. Wat wil die rare baas nou weer? Afijn, om maar te zeggen dat lang voordat de mensen erover begonnen, het hondenvolk al een grote geglobaliseerde, multiraciale gemeenschap vormde. Hoe komt het dat een van Frankrijks meest geliefde hondenrassen een Nederlandse naam heeft: de griffon Korthals?
Eduard Karel Korthals
Eduard Karel Korthals zag in 1851 in Amsterdam het levenslicht. Hij was de zoon van een vermogende reder. Zijn jeugd bracht hij door op de buitenplaats ’t Klooster onder Haarlem, waar hij al gauw de smaak van het fokken en africhten van jachthonden te pakken kreeg. Dit zou hij zijn leven lang doen. Om te beginnen werd hij financieel door zijn vader gesteund, later door een Duitse prins, Albrecht vorst van Solms-Braunfels. Hij verhuisde naar Duitsland, waar hij op een van prins Albrechts jachtgoederen, Biebesheim aan de Rijn, de kennel ‘Ipenwoud’ stichtte. Daar fokte hij een ruwharige jachthond die de Duitsers Stichelhaarige Vorstehhund’ noemden, en de Fransen griffon Korthals. Na wat touwtrekken tussen Duitse en Franse fokkers en kynologen, is de Franse versie uiteindelijk de officiële naam van het ras geworden. Eduard Karel Korthals stierf 1896 in Biebesheim.
Met zijn hond en zijn geweer
Elk volk heeft zijn jachtgewoonten. In Engeland en Duitsland heerst nog zoiets als een aristocratische traditie. Niet in Frankrijk. Het is een vast bestanddeel van het Franse landleven: de man die op zondag met zijn hond en zijn geweer het open veld opgaat om wat hazen en vogels neer te schieten. Die man is een hele gewone man. En zijn vrouw een hele gewone vrouw, die van de geschoten haas of fazant een gerecht weet te bereiden dat beslist niet gewoon is! Hij drinkt er twee, drie glazen tamelijk zware Bordeaux bij. Zij zegt: voor mij een bodempje. Maar meerdere bodempjes zijn al gauw een heel glas, of zelfs meer. Toch gaat het die jager niet alleen om het geschoten wild en de culinaire bereiding ervan. Het gaat hem evengoed om het plezier zijn hond te zien ‘werken’. Het verschaft een bijna esthetisch genoegen de hond daar te zien staan, stokstijf, met zijn neus hoog in de lucht, en met één opgetilde voorpoot. Totdat zijn baas hem opdraagt het geschoten wild te gaan halen. Wat is hij trots, wat kwispelt zijn staart, wanneer hij met het dode dier in zijn bek terugkomt! De griffon Korthals is een middelgrote hond met ruw haar, lichtgrijs, bruinig. Het liefst jaagt hij op de houtsnip (bécasse). Hij is stoer en rustiek, en tegelijk nogal zacht van karakter en aanhankelijk. Dat wordt althans van hem gezegd. Of hij Nederlands verstaat wanneer je tegen hem praat? Omdat hij naar een Nederland is genoemd? Ik heb het nog niet geprobeerd.