1
1
2-300x75
3-300x75
4-300x75
5-300x75
6-300x75

De orgelman en zijn aapje

8 mrt, 2021 Onderdeel van proses

Column door Caspar Visser ‘t Hooft

Toen ik voor het eerst Alleen op de wereld, het klassieke kinderboek van Hector Malot las, moet ik dertien of veertien jaar zijn geweest. Maar ik had mijn grootmoeder er veel eerder over horen spreken. Ze vertelde graag over de boeken waar ze als kind van had gehouden. Iemand had haar eens verteld over een meisje dat op school, tijdens de Franse les, een samenvatting van het boek in het Nederlands moest vertalen. De titel had ze omgezet in Zonder familie. Omdat in het Frans de titel Sans famille is. Mijn grootmoeder vond dat gek. Waarom ik me dit nu zo opeens herinner? Hoe dan ook, toen ik het boek las – en telkens wanneer ik het overlas – moest ik aan de man met het draaiorgel denken die bij ons in Wezembeek in de deurpost had gestaan. Ja, vanwege Vitalis, de nobele zwerver en straatmuzikant met wie de hoofdpersoon, de jonge Rémi, zijn lange voetreis door Frankrijk maakt. Vitalis had een aapje – Joli Coeur – die hij op de markten, samen met de hondjes Capi, Dolce en Zerbino, kunstjes liet uitvoeren. Ja, een aapje, net als onze orgeldraaier. Wat een verdriet, wanneer Joli Coeur aan een longontsteking overlijdt!

Stel dat nu, in het jaar 2020, een kind van vier bij iemand op bezoek komt waar nog een oud telefoontoestel staat – met een draaischijf, een hoorn en een kronkeldraad. Over vijfenvijftig jaar zal hij zeggen dat hij in zijn vroegste jeugd nog iets van de ‘echte oude tijd’ had meegemaakt, een soort allerlaatste uitloper ervan. In het jaar 1965 was een orgelman met een aapje een laatste overblijfsel van de oude tijd. Ik heb zo het vermoeden dat je toen in België meer van die overblijfsels had dan in het Nederland van de wederopbouw. Ging men in België met meer piëteit met het oude om? Misschien, maar wat maakte dat bij onze zuiderburen veel oude dingen langer bewaard bleven dan bij ons, dat was, zo wil me voorkomen, een gebrek aan strakke planning. Enerzijds waren ze in staat om zonder de minste scrupules prachtige oude stadswijken met de grond gelijk te maken, om daar dan hypermoderne huizen en gebouwen, met veel glas, uit de bodem te stampen, daar waar we in Nederland met een alerte monumentenzorg rekening hadden te houden. Maar anderzijds konden ze dingen (ik denk daarbij ook aan bepaalde bezigheden en gebruiken) gewoon laten bestaan totdat ze hun natuurlijke dood stierven. In Nederland zijn we altijd weer geneigd de kwijnende vlaspit uit te doven. Ik zie de man nog voor de open voordeur staan. Op zijn schouder zat een aap in een bont pakje. De man had een doos met een hendel bij zich. Of was het een wiel? In ieder geval iets om mee te draaien. En wanneer je eraan draaide kwam er muziek uit de doos. Ik geloof trouwens dat de doos aan een soort stok was bevestigd. Dat moet zijn geweest voor het gemak bij het draaien: de stok werd op de grond gezet, de doos steunde erop. Heeft de orgeldraaier voor ons iets gespeeld? Heeft mijn moeder hem toen iets gegeven, in een uitgestoken pet? Hij liep het paadje-voor weer af, naar de straat. Met hem verdween een oude wereld, die van Alleen op de wereld. Ik was vier.

Reageer