Monsieur Kruger
11 dec, 2018 Onderdeel van prosesColumn door Caspar Visser ‘t Hooft
Een eenzame begraafplaats opzij van een kaarsrechte weg. Het is de triest-befaamde Chemin des Dames in het departement van de Aisne. De weg loopt als een lint over de rug van een langgerekte heuvel. Aan weerszijden dalen, heuvels, nog eens dalen, heuvels – ze lopen parallel, in de diepte van de golven heb je akkers, weilanden, bovenop bos. Meestal bos, hier niet. De begraafplaats ligt midden in een leeg veld. Bij het roestige hekje van de ingang een enkele kale boom. Het dorp is niet te zien, het ligt aan de andere kant van de weg, net onder de hoogste bolling van de heuvel. Daar staat het huisje van Monsieur Kruger. Nu is het leeg. Want het is Monsieur Kruger die deze middag wordt begraven. De lange adem van een lauwe wind strijkt langs mijn wang. Wat doen we hier eigenlijk? Hier, in dit onaanzienlijke stukje Noord-Frankrijk? Monsieur Kruger is nergens, want dood. Ik overal, in dit wijde, lege landschap waarin zich mijn ziel uitwaaiert. Nergens, overal – komt dat niet op hetzelfde neer? Een stilte!
Krijgsgevangene
Monsieur Kruger is lang-lang geleden in een dorp in het vroegere Oost-Pruisen geboren, in het land van de Mazurische meren. Welke wereldoorlog was het die hem hierheen deed overwaaien, krijgsgevangene van de Fransen.? De eerste? De tweede? Ze stelden hem te werk op een grote boerenexploitatie en na zijn vrijlating bleef hij hangen. Hij had een Frans meisje ontmoet, zij wilde niet naar Duitsland. En zo bleef hij zijn leven lang als landarbeider werken voor de rijke herenboeren van de Soissonnais. En in zijn houten huisje wonen in het dorp. Zijn vrouw heb ik nooit ontmoet, ze was al ter ziele toen ik Monsieur Kruger leerde kennen. Op het laatst van haar leven was ze dement en gooide ze haar po met poep erin tegen de muur. Ze hadden geen kinderen. Hij was tamelijk klein van stuk, tanig als een knoestige tak van notenhout, zijn ogen waren van het helderste blauw. Hij sprak nauwelijks Frans – nee, zelfs niet na zoveel jaren. Wel een moeilijk verstaanbaar Duits dialect. Altijd vriendelijk, vol respect. Wanneer je na een gesprek, dat voor het overgrote deel uit minzame gebaren bestond, afscheid nam, vroeg hij je even in het niet erg schone keukentje te wachten. Hij ging naar buiten, naar de kippenren, kwam terug met twaalf à twintig pas gelegde eieren. Voor mij. Aan een van de eieren kleefde nog een veertje.
Oorlog
Het kan niet anders of het was de 2e Wereldoorlog. Was het de eerdere, dan zou Monsieur Kruger bij zijn overlijden bijna honderd jaar oud zijn geweest. Dat was hij niet, hij was in de zeventig. ’t Is dat hier, op de Chemin des Dames, alles naar die eerdere Wereldoorlog verwijst. Hier, op de Chemin des Dames, vond een van de grootste slachtpartijen van de wereldgeschiedenis plaats. Overal gedenktekens, carrés met daarbinnen rijen en nog eens rijen kruisjes. In de dorpen zijn de huizen stuk voor stuk opgetrokken in de vlug-af stijl van de armetierige wederopbouw van de jaren twintig. Hier en daar worden nog houten barakken uit die tijd bewoond. Monsieur Kruger moest misschien aan zijn jeugd Oost-Pruisen denken toen hij met zijn vrouw zijn gammele huisje betrok. Ook daar was in die eerdere oorlog veel kapotgeschoten. Maar het verschil tussen het land van zijn herkomst en het land dat hem had geadopteerd, was dat na de 2e Wereldoorlog in Oost-Pruisen voor Duitsers geen plaats meer was, in Frankrijk blijkbaar wel. In 1945 werden door de Russen de Duitsers uit Oost-Pruisen massaal om zeep geholpen. Het was redde wie zich redden kan.
Op de vlucht
Ik moet denken aan Madame Weber. Ook zij was afkomstig uit Oost-Pruisen. Ze was getrouwd met een Elzasser, het echtpaar woonde in het Zuiden. Toen ik haar ontmoette lag ze al half in coma. Ik weet niet meer precies waar ze aan leed, maar ze had al jaren pijn. Haar man had haar eigenlijk nooit zonder pijn meegemaakt. Het had te maken met de inval van de Russen in Oost-Pruisen en met de vlucht naar het Westen. In 1945 was ze een jong meisje. Monsieur Weber liet me een foto zien, een mooie jonge vrouw met een dromerige oogopslag. Wat er in die dagen, weken gebeurd was, daarover had ze een enkele maal gesproken, daarna nooit meer. Kinderen kon ze niet meer krijgen. Monsieur Kruger liet doorschemeren dat men zich talloze malen aan haar had vergrepen. ’s Nachts had ze nachtmerries. Wat dan telkens terugkwam was het beeld van een wit paard met spikkels dat in een wak in het ijs verdronk. Het ijselijke gehinnik, de doodsangst in de ogen! Madame Weber maakte deel uit van de stoet van tienduizenden vluchtelingen die over het bevroren ‘Haff’ naar Königsberg trokken, waar Duitse schepen klaarlagen om hen naar het Westen te brengen. De Russen hadden de weg over het land versperd. Onderweg stierven de mensen bij bosjes. Vanwege de ijzige koude, en vanwege de bommen die overvliegende Russische jagers op het ijs lieten vallen. Hele gezinnen, met hun vol beladen karren en de paarden die ze voorttrokken, verdwenen onder het ijs.
Ik heb zelden zo’n verdriet meegemaakt als bij Monsieur Weber toen zijn vrouw er niet meer was. Waarvoor leef ik nog? Ook denk ik: wat is het toch mooi, een gastland te zijn voor mensen die voor hun leven door verschrikkingen zijn getekend.