Vijf suikerbroden
11 feb, 2018 Onderdeel van prosesColumn door Caspar Visser ‘t Hooft
Betje Wolff, we hebben allemaal van haar gehoord. Maar wie heeft ooit iets van haar gelezen? Ik in ieder geval niet. Betje Wolff – o ja! En Aagje Deken. Tot zover reikt onze kennis, twee vrouwen die lang geleden romannetjes schreven, samen, en die nog steeds in de officiële Geschiedenis van de Nederlandse literatuur worden genoemd. Wie kent de titel van hun meest gelezen en bewierookte werk? Ja, dat weet ik wel: De geschiedenis van Sara Burgerhart. Betje en haar grote vriendin Aagje kwamen mij altijd voor als twee muffe burgerjuffrouwen die moralistische verhaaltjes schreven in een stijf, houterig Nederlands, pinnige blauwkousen met opinies daarenboven. Misschien kwam dat alleen al door die titel, ‘Burgerhart’. Of door het beeld dat ik me maak van de tijd waarin ze leefden, het einde van de pruikentijd, een periode van verval en verstarring. De bruisende Gouden Eeuw was al lang verleden tijd. Ik lees een korte biografie van Betje Wolff, en ik merk dat ik me grondig had vergist. Het leven van Betje was veelbewogen, in haar denken was ze allesbehalve duf en dogmatisch, haar schrijfstijl is puntig en levendig. Ze was politiek geëngageerd, in 1787 omhelsde ze de zaak van de patriotten, reden waarom ze in dat jaar Nederland verliet. Ze vestigde zich in Frankrijk, waar ze een paar jaar later ternauwernood aan de guillotine ontsnapte: het klootjesvolk van Lyon – de sansculottes – hadden bij haar thuis vijf suikerbroden ontdekt!
Ja, toen in 1787 de stadhouder Willem V de patriotten versloeg, had Betje Wolff – van oorsprong braaf oranje-gezind – de partij van de verliezers gekozen. Het idee te leven onder het bewind van een man die zij voor tiran uitmaakte, was haar onuitstaanbaar, ze besloot samen met haar hartsvriendin Aagje het land te verlaten. Nu had bij hen, in hun buitenhuis Lommerlust, in Beverwijk, een Française ingewoond, een zekere Caroline Ravanel. Deze vrouw kwam uit het stadje Trévoux, even boven Lyon, en daar woonde nog steeds haar naaste familie. De drie dames besloten zich daar te vestigen, en na de verkoop van Lommerlust, betrokken ze een mooi landhuis. Dit landhuis bestaat nog steeds. Het ligt in het gehucht Corcelles. Om te beginnen schijnen de dames van hun verblijf te hebben genoten. Zo schreef Betje: ‘Wij leven allen gezond, geacht, bemind en vrolijk, gaan ’s morgens ontbijten bij onze vrienden, dan de heerlijkste wandelingen doen, dan schrijven, dan eten, dan wat rusten, dan weer goûteren, dan op het een of andere buitengoed dansen, of naar de komedie.’ Genieten van de ‘douceur de vivre’ van de Fransen.
En toen brak de Franse Revolutie uit, en dat was nog eens wat anders dan de patriottenopstandjes in de Republiek! In Nederland kan flink worden geruzied en gebekvecht – nog steeds! – maar voor grover geschut deinzen we terug. In Frankrijk niet. Aanvankelijk was Betje nogal enthousiast: de ideeën van vrijheid, tolerantie en broederschap die haar dierbaar waren, en waar ze in haar romans zo hoog van opgaf, zouden eindelijk triomferen! Helaas, de vrijheid sloeg om in anarchie, de tolerantie in terreur – iets waar we ook vandaag den dag ons voor hebben te hoeden! – de Revolutie degenereerde in een monster. Op een kwade dag kwam schreeuwend volk uit Lyon aanzetten. Ze belegerden het landhuis van Corcelles, en Betje moest mee naar het volkstribunaal. Door haar welsprekendheid en intelligente replieken wist ze haar aanklagers van haar politieke correctheid te overtuigen, met als gevolg dat ze aan de doodstraf ontsnapte. Wat ze de ‘citoyenne’ Wolff hadden verweten? Haar vijf suikerbroden. Iemand had vanwege deze vijf suikerbroden bij de revolutionaire leiders aangifte gedaan. Het brave burgermeisje uit Vlissingen, weduwe van een dorpsdominee, was daarmee tot ‘aristo’ bestempeld. En de aristocraten: ‘à la lanterne’ ermee, of beter nog: hoofd eraf!
Betje Wolff en haar twee vriendinnen moeten een paar angstige uurtjes hebben doorgemaakt. Merkwaardig is het vervolg. Betje verloor het appeltje-voor-de-dorst waarop ze tot dusver rustig had kunnen teren. Door de sansculotten onteigend? Niets ervan, gewoon door het slordige beheer van een Nederlandse zaakwaarnemer. Een hooggeplaatste revolutionair wist daarentegen bij de Convention nationale een flink jaargeld voor haar los te krijgen. Want dat had ze nu nodig. Ja, zo zie je maar…
De volgende keer dat ik bij mijn bakker een stokbrood ga halen, vraag ik ook om een of twee suikerbroodjes, voor bij de koffie. En dan denk ik aan onze nationale Betje Wolff.