Charlie, toujours et encore
24 feb, 2016 Onderdeel van penséesColumn door Caspar Visser ‘t Hooft
De terroristen hebben vorig jaar met hun aanslag op de redactie van het blad Charlie Hebdo in de roos geschoten. Wisten ze hoezeer ze de Franse samenleving (en in wezen de hele westers-liberale maatschappij) uit het lood zouden slaan? Anders gezegd, ging het hen er enkel om zich te wreken op een blad waarin spotprenten werden opgenomen die de Islam hekelen, of wisten ze dat ze daarbij ook een doos van Pandora zouden openen? Want dat hebben ze gedaan. Het attentaat op Charlie bleek namelijk een blikopener, de tegenstrijdigheden van de Franse samenleving kwamen opeens helder in het licht te staan. Het kan, me dunkt, geen kwaad een jaar na de gebeurtenissen de zaak nog eens rustig te overdenken – à tête reposée.
Westerlingen zijn meer waard dan anderen
Ten eerste – het moet gezegd worden – werd weer eens overduidelijk dat westerlingen voor ons meer waarde hebben dan niet-westerlingen. Aanslagen met dodelijke afloop die door aanhangers van dezelfde of vergelijkbare terreurbewegingen in landen als Irak, Syrië en Nigeria worden gepleegd (om van andere dood en verderf zaaiende rampen maar te zwijgen) krijgen nog geen kruimeltje van de aandacht die we aan de affaire-Charlie schonken. Die optocht door de straten van Parijs, een paar dagen na het attentaat, met voorop de machtigste Europese leiders, Merkel, Cameron, Hollande, Juncker, het was in mijn ogen surrealistisch. Goed, je kunt zeggen dat het daar vooral om een betuiging van steun aan Frankrijk ging, en misschien nog meer om een manifestatie ten gunste van het principe van de persvrijheid. Wat kun je daar nu tegen in brengen? Niets, maar ik ben vrij om te dromen van gelijksoortige optochten als reactie op drama’s die zich elders in de wereld afspelen. En dat zijn er veel, en die drama’s zijn soms direct of indirect het gevolg van politieke keuzes die wij in het Westen maken (Wie heeft door de oorlog in Irak de chaos in het Midden-Oosten bevorderd? Wie zijn de grote bondgenoten van de Arabische oliemonarchieën – landen die op hun beurt de meest fundamentalistische stromingen binnen de Islam ondersteunen, kweekplaatsen van gewapende jihad?…)
Persvrijheid – vrijheid van beledigen?
Ten tweede, het principe van de vrijheid van de pers. Ja, misschien ging het de Fransen, en ons westerlingen, in de allereerste plaats daarom. En ook daar hebben de terroristen door hun wandaad de vinger weten te leggen op een zere plek. Je kunt lang rondlopen met een zere plek, hij trekt een beetje, maar liever dàt dan hem verzorgen. Want dat gaat meestal gepaard met pijn, geen middel dat niet eerst even pijn doet. Laat maar! – zeg je dan: ik kan ermee leven, gewoon niet aan denken. De zere plek waarover ik het heb is de onduidelijkheid over de vraag of de persvrijheid ook de vrijheid tot beledigen inhoudt. En deze vraag heeft een stof doen opwaaien! In het Frankrijk van de laïcité, dat wil zeggen van de strikte scheiding van Kerk en staat (nu zeg je van godsdienst en staat), kreeg deze deining een heel eigen karakter.
Laster, groepsbelediging…
Want er bestaat onduidelijkheid. Volgens het Franse wetssysteem is alles toegestaan behalve laster, dat wil zeggen ongegronde leugenpraat die individuen betreffen. Daar houdt persvrijheid op, daarover kan de pers voor de rechter worden gesleept. Deze wet dateert van 1881. Maar onder invloed van het politiek-correct denken zijn er de afgelopen tijd allerlei artikelen de wet binnengeslopen die niet meer alleen het individu voor laster beschermen maar ook groepen voor wat kwetsend zou zijn voor deze groep, racistische uitspraken, haatzaaierij… En dit is natuurlijk een open deur voor allerlei interpretaties, en wie allerlei interpretaties zegt, zegt ruzie. En wanneer die interpretaties bovendien naar zoiets als godslastering, anders gezegd blasfemie verwijzen (en blasfemie is het stokpaardje van Charlie Hebdo), dan wordt de discussie helemaal explosief. Er gaan daarom stemmen op die ervoor pleiten weer terug te vallen op de wet van 1881 in zijn oorspronkelijke staat en het bij het verbod op laster jegens individuele personen te houden. Als dan Frankrijk het land is van de meest consequent doorgevoerde laïcité, laat het dat dan blijven. Dat schept duidelijkheid, en bij duidelijkheid is iedereen gebaat. God beledigen mag, want God valt niet onder de categorie individuen die de wet van 1881 op het oog heeft.
En wanneer het om geloofsgroepen gaat?
Je kunt natuurlijk betogen dat wanneer je God beledigt, je een groep beledigt, namelijk de groep voor wie deze God belangrijk is. En dat je daarmee indirect individuen beledigt, namelijk de leden van de betreffende groep. Maar ook dit geeft aanleiding tot eindeloos gebakkelei. Want in hoeverre behoren individuen tot de betreffende groep, en in hoeverre doen ze dat niet. Een voorbeeld: lang niet alle moslims waren het met de voorzitter van de Grande Mosquée van Parijs eens toen hij een paar jaar voor de aanslag op Charlie Hebdo het blad aanklaagde wegens blasfemie ‘in naam van de Islam’. Ze behoren dan wel tot de groep die ‘de Islam’ heet, maar ze hebben zich genoeg de typisch Franse cultuur eigen gemaakt om heel ver mee te kunnen gaan in het accepteren van allerlei uitwassen van persvrijheid, zelfs wanneer daarbij sprake is van godslastering. Ze weten dat veel Fransen ook aanstoot nemen aan blasfemie, maar dat ze tegelijkertijd in staat zijn hun schouders op te trekken en te zeggen: ach wat… En dat doen zij dan ook. Kortom, wanneer je betoogt dat je door het beledigen van God een groep beledigt, dan werk je communitarisme in de hand. Want niet alle – maar wel véél mensen die tot deze groep behoren zien zichzelf allereerst als Franse burgers en daarna pas als leden van deze bepaalde groep. En wie communitarisme zegt, zegt verdeeldheid.
En God?
En trouwens, wie wordt er beledigd? Wordt God beledigd? Of gaat het alleen om het hekelen van een bepaald godsbeeld? Dit laatste zeggen mensen die zichzelf als hoogst liberaal, intelligent en spitsvondig beschouwen. Het kan zijn dat ze in God geloven, maar voor hen is het geloof in God een voortdurend afbreken van gods-beelden, dat wil zeggen van alles wat wij van onszelf op God projecteren. Dus de spotprent, de godslastering, het is alleen maar toe te juichen. Ik wil zover niet gaan. Want door zo te redeneren scheid je je op hooghartige wijze af van alle mensen die wél aanstoot nemen aan blasfemie. Zouden we niet een juist midden kunnen vinden? Godslastering mag van de wet, maar mensen die God lasteren, wetend dat ze daarmee anderen kwetsen, zijn horkerige mispunten die je vol verachting de rug toekeert. Klaar.
Charlie: symbool of symptoom van persvrijheid?
Ja, die terroristen hebben met hun actie een zeer gevoelige plek geraakt. Een ophef die ze hebben ontketend! In mijn ogen is Charlie een rioolblad. Dat heeft de spotprent van de kleine Aylan, het Syrische jongetje dat dood aanspoelde op een Turks strand, die in het januarinummer verscheen nog maar eens bewezen: gemeen, achterbaks en verstoken van werkelijke humor. Ja, die terroristen hebben meer gekregen dan waarop ze waarschijnlijk hadden gerekend. Als reactie op hun misdaad hebben de Fanse politici een vuilnisblad tot symbool van persvrijheid en meer in het algemeen van vrijheid van meningsuiting gepromoveerd. Ja, in het land van Rabelais, Voltaire en Diderot… Misère! Waaruit maar weer eens blijkt dat beschaving een bijzonder kwetsbaar gegeven is.
Deze column verscheen ook op Joop.nl