Narbonne – zomer 2008
23 mei, 2014 Onderdeel van poésiesPaul Gellings is dichter, schrijver en vertaler. Bij Arbeiderspers kwamen enkele van zijn gedichtenbundels uit, zijn romans zijn onder andere Witte paarden (De Geus, 2001), De zomer van Icarus (Passage, 2010), Verbrande schepen (Passage, 2011) en Augustusland (Passage, 2013). Dit jaar is van hem een roman in het Frans verschenen: Amsterdam Quartier Sud (Ed. Pierre Guillaume de Roux). Ook vertaalde hij een keuze uit het werk van de dichter Kopland in het Frans. Twee jaar geleden is hij door het Franse ministerie van Cultuur onderscheiden voor de manier waarop hij al sinds bijna veertig jaar de Franse taal en cultuur onder de aandacht brengt. Dit gedicht is het vervolg op Narbonne – zomer 1980
Narbonne, augustus dit keer, teruggekomen
met gemengde gevoelens, de wrange smaak
van de herinnering aan toen: een kat met ogen vol
vliegen, de donkere kamer waar ik kaarten schreef
die ik niet kon versturen, totdat na veertien juli
postzegels mij weer met de verte verbonden
net als de trein naar die costa waar ik het toch
niet zou vinden vanwege de dode kat in mijn hart
en tegelijk, nu, triomf over dat alles, over de mistral
in de platanen die onder mijn balkon stonden te
zwoegen, over mijn eenzame glazen pastis
op afgeladen terrassen en over mijn pogingen
me te mengen in het feest bij de gracht, ja ik kwam
terug, zag en overwon want vandaag ben ik hier
met mijn geliefde, kinderen aan onze zij, en zijn
die lege dagen zo voorbij als een vorig bestaan
triomf dus vooral, zo fotografeerden we gisteren
de Via Domitia, dat gat in de vloer van de stad waar
een heirbaan van hobbelige keien doorheen loopt,
dwars door verdwenen eeuwen en steden, ik zag er
mijn zegetocht voortgaan: legioenen langs
wijngaard na wijngaard, tussen erehagen van
populieren, tot in oorden die ik onder de voet liep
al was dat – misschien – een tikje overmoedig