Vin gris
1 mei, 2011 Onderdeel van paysagesColumn door Martijn Couwenhoven
Morgen hebben we een etentje bij vrienden met zeven stellen. Het diner zal zeven gangen beslaan. Ieder stel is gevraagd een wijn te verzorgen. Aan ons de eer een mooie vin gris te zoeken. Daar had ik een jaar eerder overigens nog nooit van gehoord, van een vin gris. Het werd me voorgezet in Nancy, waar ik twee dagen verbleef om de rijke Art-Decogeschiedenis te leren kennen. In het Museé des Beaux-Arts bewonderde ik de collectie van de beroemde glaskunstenaars Auguste en Antonin Daum en het werk van de schilder Émile Friant. De gids die me hele dag op sleeptouw had genomen, Jean-Marc, nam me ’s avonds mee naar een restaurant voor de plaatselijke specialiteiten. Onder het genot van varkenspootjes met kalfszwezerik vertelde hij me dat de heuvels rondom Nancy eens het domein van wijnboeren waren. Nadat de heuvels waren opgeslokt door de buitenwijken van de stad, had de wijnbouw zich geconcentreerd op de hellingen van de Côtes de Toul, grofweg het gebied tussen de driehoek Nancy, Toul en Metz, met als bekendste wijndorpen Bruley en Lucey.
Ondertussen ontkurkte hij, naar wat ik dacht, een fles rosé en schonk onze glazen in.
‘Lekker, rosé,’ zei ik, met het glas voor mijn neus.
Jean-Marc keek me met grote ogen aan, alsof hij wijn zag branden. Dit is geen rosé, gaf hij me kort en bondig te verstaan. Dit is een vin gris! En een vin gris is geen rosé! Nee, ik moest begrijpen dat de vin gris gemaakt wordt van Gamay-druif en een druif uit de Elzas, de Pinot Gris. De kleur van de schil die ergens tussen zacht roze en koperachtig purper ligt, doceerde Jean-Marc, bepaalt tijdens het gistingsproces de kleur van deze wijn. Een vin gris is dus eigenlijk qua kleur een lichtere variant van de rosé, maar met een heel eigen smaak.
Ik werkte zo goed en zo kwaad als het ging mijn hoofdgerecht weg en liet me de vin gris smaken. Terug in Nederland vergat ik eerlijk gezegd al snel het bestaan ervan, hij is hier ook moeilijk verkrijgbaar, we dronken weer gewoon rosé. Tot een paar weken geleden, toen de vraag voor het zojuist genoemde diner kwam. Dus keerde ik terug naar de Lorraine, waar ik, op zoek naar een goede Vin Gris, al snel op de legende van Saint-Vincent en de kneu stuitte.
Een kneu? Was de vin gris voorheen een grijs gebied in mijn wijnkennis, ook het bestaan van de kneu was mij onbekend. Bij het uitspreken van het woord kneu zag ik een groot beest voor me, dat zich log door een dicht begroeid oerwoud bewoog. Internet bood uitkomst. De kneu is een vogel, behorend tot de orde van de Zangvogels, familie van de Vink. Op Vogelvisie.nl wordt hij als volgt omschreven: “In de winter is het verenkleed van de kneu onopvallend grijsbruin van kleur. Het mannetje heeft gekleurde veren op de borst en op het voorhoofd, maar deze zijn niet zichtbaar doordat de vleugels nog bruine randjes hebben. In het voorjaar slijten deze randjes van de veren, zodat de kruin en de borst van het mannetje langzaam de kenmerkende karmijnrode kleur krijgen.”
In Frankrijk heet de kneu La Linotte. La Linotte is het embleem van de vereniging van wijnbouwers van de Côtes de Toul. Om meer te weten te komen over La Linotte mailde ik naar David LeLièvre, wijnboer te Lucey. Van hem ontving ik het verhaal van de legende, die, anders dan Vogelvisie.nl, vertelt hoe de kneu werkelijk aan zijn kleuren komt.
De heilige Saint-Vincent, patron van de wijnbouwers uit de streek, stopte tijdens zijn tocht door de Lorraine in het wijndorp Lucey om uit te rusten. In een verlaten huis stookte hij een vuur en ontdekte een houten vat met vin gris. Een kneu kwam aangevlogen en vroeg de heilige om een gunst. Hij die de wijnbouwers altijd gezelschap hield en voor ze zong tijdens de werkzaamheden in de wijngaarden, uitgerekend hij had saaie, onopvallende grijze veren. Kon de Heilige door niets aan doen? Saint Vincent dacht hier over na en nodigde de kneu uit om met hem te drinken. Vooroverbuigend in het vat viel de vogel in de wijn. Saint-Vincent haalde de kneu zo snel mogelijk uit de wijn, en het mirakel was geschied: de kneu kleurde lichtrood, met nuances van grijs en blauw, als de wijn zelf.
Goed, de legende van de kneu had ik nu onder de knie, nu alleen nog een goede vin gris. Waar haalde ik die vandaan?
Ik mailde Serge, een Franse galeriehouder in Nederland, waarvan ik weet dat hij uit de buurt van Metz komt, ik mailde wijnkenner Hubrecht Duijker, ik deed per mail zelfs een beroep op de Franse schrijver Philippe Claudel, afkomstig en nog steeds woonachtig in Dombasle- sur-Meurthe, een paar kilometer ten zuidoosten van Nancy. Ik interviewde hem vlak na mijn reis naar Nancy, over het succes van zijn roman Grijze zielen en over de zojuist vertaalde novelle Tot ziens, meneer Friant, een verhaal waarin hij aan de hand van zijn herinneringen en met behulp van de schilderijen van Émile Friant schrijft over zijn grootmoeder. Zij zou als dienstmeisje bij de schilder, afkomstig uit Lorraine, hebben gewerkt.
Autobiografisch, zei de Nederlandse pers.
Pure fictie, zei Philippe.
We hadden het over het werk van Émile Friant en over schilderkunst in het algemeen. Philippe had graag schilder willen worden, maar vond zichzelf niet goed genoeg. Gelukkig is hij gaan schrijven. Het schilderen zie je er in terug. Er zijn scènes die je zo aan de muur zou hangen.
Na ons interview ontving ik een mail van hem waarin hij me aanraadde eens naar ‘Les Nuagistes’ te kijken, een Franse kunststroming die ik gezien mijn werk wel zou kunnen waarderen. Dat was een goede aanrader. Ik besloot hem daarom weer om een tip te vragen en vroeg hem per mail naar zijn favoriete vin gris. Vorige week ontving ik zijn antwoord, het was dezelfde naam die ook Hubrecht Duijker me gaf: de vin gris van de gebroeders LeLièvre uit wijndorp Lucey. Ook galeriehouder Serge had de naam LeLièvre laten vallen. Serge komt geregeld in Metz. Gisteren bijvoorbeeld. Op de terugweg vanuit de Lorraine heeft hij zojuist een doos vin gris van Domaine LeLièvre uit 2008 bij ons thuisbezorgd.
De geur heeft iets fris jeugdigs. Hij heeft een volle, ronde smaak met een toets van rood fruit en citrusvruchten. Grapefruit? Zou kunnen. Na een paar slokken ebt dat weg. Wat overblijft is de smaak van aalbessen. Ik schenk ons nogmaals in. We moeten wel. We proeven voor, mijn vrouw en ik, voor morgen. Dat we weten wat we schenken.
Zie ook: www.martijncouwenhoven.nl
1 Reactie op “Vin gris”
Door De schrijver in Frankrijk op 4 mei, 2011
Dat grijze wijntje herinner ik me nog wel, van de tijd dat ik in Nancy woonde. Je hebt ook gele wijn – dat is de wijn uit de Jura (Arbois). Ik was eens bij mensen te eten die voor bij het toetje een fles Jurançon open trokken. De gastheer zei met veel applomb dat het een wijn was uit de Jura. Ik wist (toevallig) dat Jurançon uit de omgeving van Pau komt, en dat taalkundig ‘Jurançon’ nooit een afgeleide kan zijn van Jura (een afgeleide van Jura is ‘Jurassien’). Ik zei maar niets, uit beleefdheid, en ik dacht in stilte: Fransen weten blijkbaar ook niet alles over hun wijnen.