Adieu, monsieur le professeur
1 nov, 2024 Onderdeel van penséesColumn door Caspar Visser ‘t Hooft
Drie dagen na de moord op Samuel Paty stroomden in Parijs duizenden mensen – veel jongeren – de straat op voor een spontane huldebetoging. Dat was vier jaar geleden. Door heel Frankrijk had een rilling van verontwaardiging gevaren. Voor het eerst had een fanatieke Moslimterrorist het direct op een leerkracht voorzien. Waarom? Omdat hij voor een klas scholieren bezwaar had gemaakt tegen het fenomeen censuur, en omdat hij vond dat de vrijheid van meningsuiting ook het publiceren van spotprenten van de profeet Mohammed toeliet. Onder de betogers bevond zich een jonge Belgische zanger. Hij had zijn gitaar meegepakt en met enige schroom begon hij daarop het bekende chanson van Hugues Aufrey, Adieu, monsieur le professeur te tokkelen. Of het zou aanslaan, wist hij niet… Het sloeg aan. De omstanders begonnen mee te zingen, drongen er bij hem op aan met zijn gitaar op een verhoging te gaan staan, en al gauw zong de hele menigte op de Place de la République mee. Het chanson is daarmee een strijdlied geworden, tegen obscurantisten en ter huldiging van onderwijzers en leraren. Wie het hoort, denkt aan die aardige leraar Samuel Paty, voor wie het opleiden van jongens en meisjes een hartstocht was.
Adieu, monsieur le professeur
Hugues Aufrey had volgens zijn zeggen het lied geschreven – nu alweer bijna zestig jaar geleden – naar aanleiding van het afscheid van een onderwijzer. Hij ging met pensioen en hij sprak de kinderen, hun ouders en zijn jongere collega’s een warm woord toe. Het dochtertje van de chansonnier had deze onderwijzer graag gemogen, hij had het daarom nogal schrijnend gevonden dat op dit afscheid met een zekere onverschilligheid werd gereageerd. Dit had hij goed willen maken. Het refrein van zijn lied luidt als volgt:
Adieu, monsieur le professeur.
On ne vous oubliera jamais
Et tout au fond de notre coeur,
Ces mots sont écrits à la craie.
Nous vous offrons ces quelques fleurs
Pour dire combien on vous aimait.
On ne vous oubliera jamais.
Adieu, monsieur le professeur.
Le petit âne gris
Ondankbaarheid is ook het motief van zijn andere tophit Le petit âne gris, uit 1968. In dat lied bezingt Aufray het lot van een kranig en opgewekt ezeltje dat klaarstond voor elk karwei dat op de boerderij van hem werd verwacht. Bij het vervoeren van vrachtjes liep hij graag voorop. Toen op een kwade dag een paar meneren met aktetassen uit Marseille in het afgelegen dorp in de Provence kwamen opdagen en bepaalden dat het bedrijf niet rendabel was en de boerderij moest worden opgedoekt, bleef het ezeltje achter. In het dorp werd hij gewaardeerd, en tot op zijn oude dag kon de plaatselijke wegenwachter voor allerhande klusjes op hem rekenen. En toen, in een donker hoekje van een oude schuur, sloot het ezeltje voorgoed zijn ogen. Iedereen was hem vergeten : Abandonné des hommes il est mort sans adieux. Wie bij het luisteren naar dit chanson geen traan wegpinkt is van steen.
Céline
Van wanneer dateert toch de kletskoek die zegt dat je ‘jezelf moet ontplooien’ – en barst wat de anderen denken? Eufemisme voor egoïsme. En alsof dat niet genoeg is moet je ook ‘jezelf kunnen verkopen’. Kortom opscheppen. In onze westerse wereld vonden onder invloed van christelijk gedachtengoed zulke eigenschappen als bescheidenheid en opofferingsgezindheid toch altijd een zekere waardering. Het was geen schande, je was geen waardeloos vod, wanneer je niet een ‘winner’ werd. Hugues Aufrey schreef zijn bekendste chansons in de jaren zestig van de vorige eeuw. Het vulgaire denken in termen van ‘winners’ en ‘losers’ dat sindsdien de geesten heeft vergiftigd was toen nog niet algemeen. Zoals ook dat andere chanson bewijst, uit 1966, Céline. Ik hoor het iemand nog zingen, zomaar op een gezellige avond met een paar Fransen. Fransen houden van hun chansons, ze zingen graag – vooral de wat ouderen. Céline… Ze is nooit getrouwd. Als oudste van een talrijke kinderschaar nam ze de plaats in van een gestorven moeder. De zanger zingt: ‘Heb jij voor ons geleefd, zonder ooit aan jezelf te denken?’ (N’as-tu vécu pour nous autrefois que sans jamais penser à toi?). En ook: ‘Die aardige vrijer, die we nooit meer hebben teruggezien – was het omdat je ons niet wilde verlaten, dat je hem hebt laten gaan?’ (Ce gentil fiancé qu’on n’a jamais revu? Est-ce pour ne pas nous abandonner que tu l’as laissé s’en aller?). En dan het refrein: ‘Je hebt nog steeds mooie ogen. Nee – nee, bloos maar niet, bloos maar niet, je had een man gelukkig kunnen maken’ (tu aurais pu rendre un homme heureux). Céline…
Katharsis
Willen we ons nog herkennen in monsieur le professeur, in het grijze ezeltje, in Céline? In wat miskend wordt, in wat achterblijft, in wat een beetje triest is? In wat niet ik-ik schreeuwt, en I can’t get no-o satisfaction? Een mooi chanson loutert. Katharsis. Ja, jij bent het grijze ezeltje, dat eenzaam sterft (sterven we niet allemaal eenzaam – alles welbeschouwd?). Jij bent die monsieur le professeur. We vinden allemaal dat zoveel dingen die we met de beste bedoelingen deden onopgemerkt zijn gebleven. We zijn allemaal een beetje losers… En als dan het chanson afgelopen is, en we het even stil in ons hebben laten bezinken, dan komt een vrolijk lied. Ja, en dan zijn we des te vrolijker. Want we zijn niet alléén met ons verdriet, want het leven gaat door, want er is nog van allerlei spannends te beleven. Het aller-bekendste chanson van Hugues Aufray is nog steeds Santiano. Over een reis op een driemaster naar San Francisco. Een steevast nummer op jeugdkampen:
C’est un fameux trois-mâts, fin comme un oiseau
Hissez haut, Santiano
Dix-huit nœuds, quatre cents tonneaux
Je suis fier d’y être matelot
Tiens bon la vague, et tiens bon le vent
Hissez haut, Santiano
Si Dieu veut, toujours droit devant
Nous irons jusqu’à San Francisco
…
Sorry, comments for this entry are closed at this time.