Rafelgebieden
28 okt, 2024 Onderdeel van paysagesColumn door Caspar Visser ‘t Hooft
Landsgrenzen en taalgrenzen overlappen elkaar lang niet altijd. Hoe noem je een streek die tussen die twee grenzen ligt? Een rafelgebied? De Elzas is zo’n gebied. De landsgrens volgt de loop van de Rijn, de taalgrens de kam van de Vogezen. In zoverre klopt dit natuurlijk niet dat tegenwoordig alle Alsaciens Frans spreken, en dat het percentage Elsässer dat zowel Frans als het oorspronkelijke Duits-Elzassische dialect spreek afneemt. Tja… En dan heb je ook stukjes gebied waaruit een taal zich volledig heeft teruggetrokken, maar waar de plaatsnamen nog aan deze verdwenen taal herinneren. In de Vogezen heb je een dal waar tot op zoveel meter hoogte – naast het Frans – het Elzassisch nog wordt gesproken. Maar kom je nog hoger, dan blijkt daar al sinds eeuwen alleen nog het Frans de voertaal te zijn. En toch blijven de topografische aanduidingen Duits klinken: Schirmeck, Waldersbach, Solbach. Ja, grappig zoals talen bewegen, als bij vloed en eb. En zoals sommige namen als fossielen achterblijven wanneer een taal-zee zich terugtrekt…
Alpen
Wat opvalt is dat deze taalgrensgebieden zich vaak in de bergen laten vinden. Zo heb je aan de Italiaanse kant van de Alpen het Val d’Aoste. De bevolking spreekt er nog Frans. En wat de plaatsnamen betreft, denk alleen al aan zulke wintersportoorden als Courmayeur en La Thuile. In het noordoosten van het Val d’Aoste ligt trouwens een afgelegen dorp dat Gressonay-Saint Pierre heet. Ook dit klinkt Frans, maar is het niet. De oorspronkelijke naam was Greschoneytitsch, en dat is ‘Walser’, het Duitse dialect dat in het Zwitserse kanton Wallis wordt gesproken. Via een hoge bergpas is Gressonay met het Zwitserse Zermatt verbonden. Het dorp kreeg bekendheid toen in de 19e eeuw de Italiaanse koningin er een kasteel liet bouwen. Ze kwam er van de hoge lucht genieten.
Pyreneeën
Ook de taalgrens tussen Frankrijk en Spanje zit vol rafels. In een streek aan de voet van de Pyreneeën waar ik geregeld verblijf, heb je gehuchten met zulke namen als La Moujère en La Herrère. Dat komt van het Spaanse Mujer (vrouw) en Herreria (smederij). Op een heuvel in de buurt troont de ruïne van het kasteel van Montespan. Montespan: verbastering van Mont d’Espagne. De bekende maîtresse van Lodewijk XIV was ‘Madame de Montespan’. Haar wettige echtgenoot, die ze in alle openbaarheid bedroog, was namelijk markies van Montespan. Hij schijnt trouwens nooit zijn kasteel in de verre Pyreneeën te hebben gewoond. De familie bleef liever in Versailles de hielen likken van de koning – en niet alleen dat.
Westhoek
Het meest noordelijke deel van Frankrijk heet Westhoek. We hebben het over de stad Duinkerken en het achterland. Dit zal binnen afzienbare tijd ook wel zo’n gebied zijn waar men een bepaalde taal spreekt maar waar de plaatsnamen hun oorsprong vinden in een andere. Het Vlaams dat men er tot halverwege de vorige eeuw nog sprak, is hard bezig te verdwijnen. Dunkerque, Cassel, Wormhout, Steenvoorde – ja, taalfossielen. In de vroege Middeleeuwen schijnt de taalgrens trouwens zuidelijker te hebben gelegen. Tot even ten noorden van Arras en Douai heb je dorpen met namen die eindigen op -hem: Floringhem, Westrehem, Ginnehem, Corbehem. Hier praat men sinds mensenheugenis alleen maar Frans (weliswaar met het typische ch’ti dialect), toch komt -hem van het Germaanse -heim.
Jeugd
Waarom deze voorliefde van mij voor rafelige taalgrenzen? Misschien omdat ik in mijn vroegste jeugd even onder Brussel woonde, vlak op de Vlaams-Waalse taalgrens. Vanuit het raam van onze zitkamer keek je uit op een wei in de vorm van een trechter. Beneden liep een klein modderig stroompje, op de hellingen links en rechts graasden koeien. Het geheel werd door een coulisse van lindenbomen omzoomd. Wanneer mijn ouders naar links wezen, zeiden ze: “Daar ligt Sept Fontaines.” Wezen ze naar rechts, dan was het: “Daar ligt Huizingen.” Het ging in beide gevallen om wandelgebieden (met speeltuinen). Het was het doel van menig zondags uitstapje. Mijn ouders hadden het trouwens afwisselend over het Zoniënwoud, en het Forêt de Soignes. Dat is het grote bos (laatste overblijfsel van het ‘kolenwoud’ dat in de oudheid heel België en Noord-Frankrijk bedekte) dat aan de overkant van de chaussée de Waterloo begon, de straat waar onze dreef (drève – in het Frans) op uitkwam. In het naburige Waterloo spreekt men trouwens Frans: Ouatèreloo.
Sorry, comments for this entry are closed at this time.