Au Saint-Eloi
16 feb, 2015 Onderdeel van paysagesColumn door Annelies Verbeke
Gelukkig bracht iemand me de film Bedankt & Merci onder de aandacht. In die langspeeldocumentaire uit 2010 gaan Kat Steppe en Nahid Shaikh op zoek naar volkscafés in de Westhoek. De vijf cafés die aan bod komen, en waarvan De Vrede in Haringe al is gesloten, hebben eigenaars van 75 tot 89 jaar. Allemaal willen ze hun café zo lang mogelijk blijven open houden; tijdens de uren zonder klanten, tikken de klokken te luid (bazin Lies geeft zelfs toe de klok al stil te hebben gezet, omdat ze die secondenwijzer niet meer kon aanhoren.) Vastbesloten door te gaan tot het einde, zijn ze zich er ten volle van bewust dat dat einde niet lang meer op zich zal laten wachten. En dat hun dood ook de dood van het café zal betekenen. De bejaarde klanten weten dat eveneens. Hoewel er ook plezierige momenten worden getoond en veel van de eigenaars de indruk geven nog over levensvreugde te beschikken, zijn het vooral de radicale afwezigheid van een toekomst en het verdriet om het loslaten die komen bovendrijven.
Al draagt dit opnieuw bij tot de blik van de museumbezoeker waarmee ik naar de Westhoek neig te kijken, ik ben de makers dankbaar deze mensen en plekken te hebben vastgelegd. En hoe ze dat hebben gedaan: met de juiste traagte en veel oog voor details. Het is ook een film geworden over oud zijn, hij confronteert je met de positie van buitenstaander die ermee gepaard gaat. ‘De jonge mensen groeten mij niet’, zegt een van hen zonder wrok. ‘Ik ben een oude man.’
Café Au Saint-Eloi in het Frans-Vlaamse Houtkerque ligt niet ver van mijn grenspost. Weer rij ik langs kleine baantjes door de velden, weer grotendeels alleen, voorbij een restaurant met de naam Chez le voisin. De deur van het café staat open. Verder in de straat staat iemand op zijn eentje een bus af te wassen.
Gisèle en haar klant – een man van mijn leeftijd – kijken verbaasd op als ik binnen stap. Ze schenkt me een koffie uit de kan van het koffiezetapparaat dat ik ken uit de film. Ik vertel haar over de documentaire waarin ik haar zag en zij en de klant wijzen enthousiast naar de muur achter mij, waar een grote, ingekaderde poster van de film hangt, een knappe foto waarop een van de eigenaars met een vliegenmepper in de weer is. ‘Julien, die meneer, is intussen overleden’, zegt Gisèle.
Ik zeg hen wat ik zo knap vond aan de film, ga door op de esthetische aspecten ervan, tot ik de indruk krijg dat die er voor hen weinig toe doen. ‘En het is ook triest’, besluit ik. ‘Ja’, zeggen ze in koor. In een van de meest aangrijpende momenten uit Bedankt & Merci kan Gisèle haar tranen niet bedwingen wanneer ze over het sluiten van café De Vrede praat. Ze is bevriend met het echtpaar, ze ging er vaak langs. Telkens als ze er nu voorbij rijdt, voelt ze een steek in haar hart.
De klant wil dat ik weet hoe graag hij hier is. Gisèle heeft hem weten opgroeien, dit café is altijd in zijn leven geweest, het is het hart van een dorp waar niemand komt wonen.
Hoewel we al de hele tijd Frans praten, gaat Gisèle moeiteloos in het Westhoeks over als er een nieuwe klant binnen komt. ‘Ja, Vlaams kan ik ook’, zegt ze. ‘Maar ik niet’, verduidelijkt de jongere man. De nieuwe klant, een reusachtige tachtiger, getuigt: ‘Ik spreek Vlaams maar ik kan het niet lezen of schrijven. We mochten het niet leren op school, we werden zelfs gestraft als we het spraken. Nu kunnen kinderen ‘Vlaams’ volgen, maar er is niet veel interesse meer voor. Het is te laat.’
Ik kijk om me heen. Een poster van een Duitse herder, een zaag met daarop de woorden ‘Hier niet’, een twintigtal sanseveria’s voor de ramen. Zullen ze onder de klanten worden verdeeld als het voorbij is?
‘Al wat hier in leven wordt gehouden is de dood’, laat ik iemand over deze streek uitroepen in de roman die ik aan het schrijven ben. Toch blijven de seizoenen zich ook hier herhalen, duidelijker dan op veel andere plekken zelfs. En er schuilt hier een schoonheid waarvoor ik nog steeds niet de juiste formulering heb gevonden. Ze heeft in ieder geval met rust te maken. Omdat er zo weinig gebeurt, krijgt wat er wel gebeurt een wonderlijk aura, het eist een scherpere aandacht op.
Als ik wil vertrekken, is de buurman klaar met zijn bus. Hij stapt erin en rijdt ermee weg.
Annelies Verbeke debuteerde met de roman Slaap (De Geus, 2002), waarmee ze drie prestigieuze literaire prijzen won. In 2006 verscheen bij De Geus haar tweede roman Reus. Haar derde roman, Vissen redden, werd genomineerd voor meerdere prijzen. In 2012 verscheen de roman-in-verhalen Veronderstellingen en in 2013 de ‘graphic novella’ met tekenaar Klaas Verplancke Tirol inferno. Eind februari 2015 zal haar nieuwste roman het licht zien: Dertig dagen. Annelies Verbeke woont in Gent. In verband met het West-Vlaamse project 300jaargrens, dat op vele wijzen het beleven van de grens tussen Belgisch Vlaanderen en Vlaams-Frankrijk belichtte, heeft Annelies Verbeke bijna een jaar lang elke week een column geschreven. Deze tekst verscheen in oktober 2013.
1 Reactie op “Au Saint-Eloi”
Door Iris op 18 feb, 2015
Mooi, nostalgisch verhaal