Modiano
22 okt, 2024 Onderdeel van penséesColumn door Caspar Visser ‘t Hooft
Opvallend, zo weinig romans als er zijn die zich in Nice afspelen. Je zou toch zeggen dat als er één kader is dat bij uitstek zich tot een kleurrijke literaire schets leent dat de vanouds mondaine, kosmopolitische stad aan de Côte d’Azur moet zijn. Je hebt de trilogie van Max Gallo, La Baie des Anges, interessant, maar zonder literaire pretentie. Voor literatuur van waarde moet je zijn bij Romain Gary en Le Clézio, beiden uit Nice afkomstig. Toch komt Nice maar weinig in hun oeuvre voor. Alleen in Promesse de l’aube (Gary) en Révolutions (Le Clézio). Toen ik deze boeken uit had, dacht ik: wat nu? Want toen ik me in Nice kwam vestigen, wilde ik erover lezen – of liever nog, me ‘erin’ lezen. En zo kwam ik bij Patrick Modiano terecht. Ook bij hem, in een van zo’n romans, komt Nice voor: Dimanches d’août. Dit was mijn eerste kennismaking met gelauwerde schrijver (Nobelprijs 2014), van wie ik nu al zestien romans heb verslonden. Hier hoeft overigens niemand van op te kijken, ze zijn kort.
Een terugkerend motief in heel zijn oeuvre is het volgen van sporen die leiden naar donkere zones in de herinnering. De hoofdpersoon is meestal eenzaam, heeft weinig om handen en staat daarom aan de rand van de maatschappij. Soms is de aanleiding tot zijn graven in zijn geheugen het terugvinden van een oude zakagenda waarin namen staan genoteerd. Wie waren dat ook alweer? En we gaan op zoek… In stille straten in een nachtelijk Parijs, in en om verlaten villa’s aan rand van de uitgestrekte bossen die Parijs omringen, in kamers zonder meubels en zonder gordijnen voor de ramen – de straatverlichting schemert naar binnen. In metrostations ook, en in bars en cafés. Het is nooit helemaal duidelijk wanneer precies het verhaal zich afspeelt. Tijden overlappen elkaar, maar of we het nu over vandaag hebben of over vijftig jaar terug, de sfeer blijft die van de tijd dat het maken van zwart-en-wit foto’s, met een camera, nog niet in onbruik was geraakt. En dat mensen in bars nog alcohol dronken en als schoorstenen rookten.
Kortom, het Parijs van vroeger. Ook daarvan zijn de sporen zeldzaam geworden. Wat heeft de buurt waar Modiano in zijn herinnering steeds weer naar terugkeert, alsof een magneet hem trekt – de buurt rondom Pigalle, de Place de Clichy en het metrostation Blanche – nog te maken met het hippe 18e arrondissement van nu? De bars zijn new-age theegelegenheden geworden waar zedenprekerige bourgeoisjongeren – niet roken, niet drinken, alles even groen en vegetarisch en kritisch-inclusief – hun safe space vinden. Ze zijn zo zeker van hun zaak, alles is zo zwart-of-wit. Dit is goed, dat is slecht, en moet weg – gecanceld. Het Parijs van Modiano daarentegen is het Parijs van de grijze kleurschakeringen. De personages zijn louche of net-niet louche. Ze verblijven nooit lang op eenzelfde plaats, ze veranderen van naam, ze verdwijnen. Waarom? Veel wordt verzwegen, blijft ongezegd. Dat kan niet! – zeggen de deugneuzen van nu. Alles moet transparant, en dan: dit mag, dat weg! Ach – ach! Modiano oordeelt niet. We zijn geen zuivere wezens. Wat doet de drang naar zuiverheid anders dan het liefdesverlangen smoren?
Alleen al de titels van Modiano’s romans zeggen zoveel: Quartier perdu, Rue des boutiques obscures, Dans le café de la jeunesse perdue, Un cirque passe, Villa triste… Zijn meest recente werk is La Danseuse (2023). De Nederlandse vertaling is van Paul Gellings.
Sorry, comments for this entry are closed at this time.