Het hek
2 sep, 2024 Onderdeel van plaisanteriesColumn door Caspar Visser ‘t Hooft
Een hek met afstandsbediening. Dat heb ik nooit gehad – nu, in Nice, wel. Of dit hek me nu zoveel vreugde bezorgt? – nou, nee… ’t Is natuurlijk makkelijk. Je zit in je auto, je pakt de biep, je drukt erop, en je waant je in een James Bond-film wanneer het hek daar statig voor je open schuift. Wat meestal het geval is, maar soms niet. Want soms hapert er iets aan de mechaniek. Je moet dan – toch – uit de auto, je moet dan een kastje naast het hek openpeuteren, aan een wieltje draaien, om dan tenslotte zelf het hek open te trekken. Een op de tien keer. Erg? Ach nee, dat is het niet waarom ik maar matig blij ben met dat hek. Had je dan liever een gewoon hek gehad, dat je eigenhandig open en dicht moet doen? Nee, want dat had niet zoveel uitgemaakt. Het probleem, dat zijn de mensen die, ondanks het verbodsbord, voor het hek hun auto neerzetten en voor mij dan de uit- of ingang blokkeren.
Gezeur
Goed, meestal zetten ze dan hun auto zo neer dat ik er nét langs kan. Omdat ik een lui iemand ben en ik geen zin heb systematisch op mijn strepen te staan, met alle vermoeiende gedoe die dat met zich meebrengt, laat ik het er dan bij zitten. Als de mensen onder een ruitenwisser een papiertje met hun mobiele nummer hebben geschoven, dan heb ik er zelfs wel vrede mee. Ze zijn tenminste zo attent geweest aan mij te denken, en het is nu eenmaal moeilijk parkeren in de straat. Het zijn soms verpleegsters die iemand in de buurt een prik zijn komen geven. En dan heb je de mensen die hun auto zo voor mijn hek neerzetten dat ik er niet langs kan. Gezeur! Of je moet ze bellen – in het geval ze op z’n minst zo beleefd waren een nummer achter te laten. En dan wachten tot ze komen. En dan hun reactie evalueren, om daaraan je eigen houding te kunnen bepalen. Als ze zich te buiten gaan aan verontschuldigingen – en dat doen ze meestal – ben je mild. Als ze dat niet doen, ijskoud…
Ken ik u?
Tja, de Niçois zijn behoorlijk ongedisciplineerd. Nergens in Frankrijk wordt zo agressief gereden als in Nice, zelfs niet in Marseille – zei me laatst iemand. We hebben het enkel over het gedrag in-de-auto. Uit de auto zijn de Niçois net zo aardig of onaardig als iedereen. Alleen wat warmbloediger. Want dat wil het klimaat. Goed, ongedisciplineerd, agressief is één ding. Maar als ze daar bovenop gaan schelden wanneer ze faliekant ongelijk hebben…! Zoals die kerel die ik vroeg zijn auto, die voor mijn hek stond, te verplaatsen. Hij had geen mobiel nummer achtergelaten. Er had voor mij daarom niets anders opgezeten dan te toeteren. Een keer, twee keer, drie keer (met het risico dat ergens een raam opengaat: “Hou op met toeteren, u maakt mij baby wakker!”)… Komt hij doodgemoedereerd uit een flatgebouw te voor schijn wandelen. Niets geen haast.
“U blokkeert mijn uitgang.”
Geen antwoord, een minachtende blik.
“U blokkeert mijn uitgang.”
Een boze blik.
“Ken ik u?”
“Nee, maar u blokkeert mijn uitgang.”
“Ken ik u?”
Deze conversatie gaat nog een tijdje door, in exact dezelfde termen. Alsof ik meneer niets mag zeggen, omdat ‘ik hem niet ken’. Hij doet de klep van zijn achterbak open, rommelt daar wat. Hij opent een portier achter, rommelt ook daar wat. Dan – heel kalmpjes-aan gaat hij zitten achter het stuur, en verzitten, en nog eens verzitten. Waarna hij zijn mobiel oppakt, een gesprek met iemand begint.
“Wilt u dat ik de politie bel?” roep ik.
“Ken ik u?”
Het heeft wel een kwartier geduurd voordat ik eindelijk mijn terrein af kon.
Connard!
Of zoals de mevrouw die haar auto pal voor het hek zette en erin bleef zitten. Een verpleegster had mij zojuist gebeld, of ze zo dadelijk voor hek mocht parkeren. Een overbuurman had spoelhulp nodig. In zo’n geval kun je natuurlijk niet nee zeggen. Ik zeg dit tegen de mevrouw die nu het hek blokkeert. Haar raam stond open,
“Ik wacht op mijn dochter, ik kom haar afhalen.”
“U neemt de plaats in die ik de verpleegster heb beloofd.”
“Dat mag niet. Op het bordje staat verboden parkeren.”
“En u dan? U mag ook niet.”
“Ja maar ik blijf in de auto zitten.”
“Maakt niet uit. Verboden is verboden.”
“En dus ook voor de verpleegster.”
“Zou u zo vriendelijk willen zijn nu – meteen! – weg te gaan!”
“Nee, ik wacht op mijn dochter.”
Het mens draait haar raam dicht… Een optie is dan natuurlijk de politie te bellen. Of nee, eigenlijk is dat helemaal geen optie – zeker niet als dat mens in de auto blijft zitten. Ze is dan weg voordat de politie er is. En voordat de politie er is, dat duurt altijd even. Nee, ik heb een ander idee, een briljant idee. Ik ga naar binnen, pak mijn mobiel, loop weer naar buiten, ga vlak voor het hek staan en maak foto’s. Het mag, ik bevind me op privéterrein. De reactie liet niet op zich wachten. De motor startte en weg was ze. Maar niet voordat ze me nog had toegebeten – iedereen in de straat mocht ervan meegenieten:
“Connard ! Tu n’as que ça à faire – pauvre type ! Espèce de gros connàààrd ! »
Tja, dat hek. Voor mij lopen de dingen nooit zo gladjes als in de James Bond films.
Sorry, comments for this entry are closed at this time.