Verzetsstrijders
30 jun, 2020 Onderdeel van plaisanteriesColumn door Peter Hagtingius
Het was nog voor de déconfinement toen het eco-vriendelijke alarm van de vierpotigen afging. In verband met het huisarrest verbleef ik in een boek verdiept op mijn tuinterras. De honden waarschuwden dat er iemand aan kwam. Dat is vrij ongebruikelijk, ook (en vooral) volgens La Poste woon ik in een minder herbergzaam deel van het gemeentelijk grondgebied waaraan ook zo’n tomtommetje z’n digitale kompasvingers liever niet brandt. Met name als ik een beroep doe op de sectie pakketbezorging van La Poste word ik kennelijk met graagte geparkeerd op de opsporingslijst van zoekgeraakte personen. Waarna het recherchewerk toch al gauw enige weken vergt. Als je je er als ervaringsdeskundige op instelt, lijdt je gemoedsrust er niet onder. “Vous êtes en France, monsieur”, ik weet het.
Over het paadje langs het ravijn zag ik mijn vriend Francis de aannemer aan komen tippelen en ik haastte me naar de koelkast om ook voor hem een glas rosé in te tappen. Ons kent ons. Ondanks het uitgaansverbod hadden we elkaar eerder die week ook al ‘live’ ontmoet. Tussen zijn huis en het mijne is een geheim paadje door de bosschages dat je zelfs met een drone niet in de smiezen krijgt. Tenminste, dat hopen Francis en ik. Zal ooit wel door achternagezeten gespuis gebaand zijn dat het spinhuis niet tot de aantrekkelijke logementen rekende. Of gewoon niet zo goed was in het terugkoppen van kogels, je weet het niet. Het enige probleem is dat je even de rivier moet doorwaden. Schofthoog gelaarsd is dat ook na aanhoudende regen nog te doen, maar geen lolletje. Tevens een onverzekerbare strapats.
Toen het bestaan nog een zekere charme had en je het mondmasker met verstandelijk beperkte carnavalsvierders associeerde en je zonder vergunning de weg op mocht, spraken Francis en ik elkaar dagelijks. Het apéro in de dorpskroeg, bij voorkeur op het bijbehorende terrasje. We waren via de ‘ligne fixe’ van de telefoondienst met elkaar in contact gebleven. We weten wel van eigentijdse opties als de videoconferentie maar we zitten liever niet voor schut te mimen op een of ander beeldschermpje. Er wordt gezegd dat de geluidskwaliteit bij dergelijke vertoningen van zodanig allooi is dat telefoonuitvinder Bell een roedel van radio-amateurs de barricaden op zou hebben gestuurd om het aanzien van de geluidsdrager an sich in historisch perspectief alsnog overeind te houden.
Enfin, ik was dus al een keertje via het smokkelsluippad bij Francis op visite geweest. Nadat we telefonisch hadden vastgesteld dat het gewoon niet werkt – bijpraten via een draadje – en dat rosé aan smetvrees refereert als je alleen hoorbaar het glas kunt heffen. Nu was het zijn beurt geweest de illegale oversteek te wagen. Na ons tweede glaasje drong pas tot me door dat hij weer een plan had uitgedokterd. “Mooi geweest”, zei hij zo ongeveer, “we gaan als altijd met z’n allen op het l’heure de l’apéro naar het café. Ik wil iedereen wel weer eens zien.”
“De kroeg is door Parijs dichtgetimmerd”, wierp ik tegen.
“Et alors?”
Zijn voorstel luidde: alle vertrouwde kroegtijgers even opbellen en voor zondag afspreken, uurtje of midi. “De tafels en de stoelen staan er alsof er niks aan de hand is, we gaan ons apéro heroveren, dat zal die lui in de regering leren. Allemaal zelf wat te drinken meenemen, en een eigen glas natuurlijk.”
Hij stopte me een lijst met 5 telefoonnummers toe. ”Die bel jij”, luidde het commando.
Tegen een vriend zeg je geen ‘nee’.
De operatie kostte me een halve middag. In mijn omgeving zijn de meeste mensen al aangenaam verrast dat ze überhaupt gebeld worden. Als ze je eenmaal aan de lijn hebben, laten ze niet meer los. Generaliseren mag geloof ik niet, maar ik denk vaak dat veel Fransen nogal graag ‘doorlullen’ terwijl ze dat zelf niet in de gaten hebben.
Uiteindelijk was mijn score (en die van Francis) miniem. We zaten zondag slechts met ons achten op het terras. Het lukte me niet mijn teleurstelling te verbergen, ik had op meer verzetsstrijders gerekend. “La Résistance!”, riep ik nog.
“Niet over beginnen!”, waarschuwde Francis. Wist ik veel dat het dorp tijdens WO II voor onderdanigheid aan de laarzen en petten had gekozen.
“Nu dus weer”, verzuchtte ik. Behalve wij met ons achten dan. Niemand had zo’n mondmasker op z’n snuit. Het is moeizaam en vrij hopeloos drinken met een nepwapen van textiel ter hoogte van de lippen. Bovendien: een béétje verzetsstrijder laat zich de mond niet snoeren.
Gelukkig kwam toen net Madeline aangelopen, de serveerster van het café in het zomerseizoen. Stralend als altijd sloot ze zich bij ons opstandelingen aan, ik heb altijd al gedacht dat je met haar elke guerilla wint. Ze had een fles rosé bij zich, veruit de meeste ogen richtten zich op haar décolleté, zoals trouwens altijd. Tegen tweeën wisten we: corona is verslagen en de regering kan de pot op. We hieven onze glazen.
.
Peter Hagtingius is journalist en columnist in Zuid-Frankrijk. Van hem verscheen ook onder het pseudoniem Peter Hooft de verhalenbundel Provençaalse Praatjes (Uitg. Grenzenloos, 2016)