Hongaarse
7 jul, 2018 Onderdeel van paysagesColumn door Peter Hagtingius
Hét dorpsgeheim onthuld! Zo’n twee jaar geleden verkaste ik van een Provençaals dorp naar een kleiner gehucht, 5 kwartier verderop, dieper of eigenlijk hoger in de Var, verder weg van Le Grand Bleu met zijn toerisme-terror. Die verhuizing was emotioneel lastig. Mijn hele bestaan in Zuid-Frankrijk was begonnen in het dorpje dat ik achterliet. Ik kende er na de inburgeringscursus die een paar jaar in beslag had genomen, zo ongeveer iedereen. Ik wist wie bij wie hoorde, wat helemaal niet zo moeilijk was toen ik doorhad dat er een ‘moeder van alle kinderen’ de scepter zwaaide. Dat was ze natuurlijk niet, moeder van alle kinderen, ik had haar die bijnaam gegeven toen ik snapte dat ze matrone van de grote familie was die het dorp buiten het gekozen gezag om bestuurde. Met hulp van de koude kant, veel aangetrouwde schoonzonen en –dochters, die hun plekje in de gemeenschap in een mum van tijd veroverden.
Ik wist echt alles van mijn dorpje. Maar één ding niet. Dat zat me zo dwars dat ik er zelfs op de dag van mijn verhuizing nog over begon met de man die voortaan mijn ex-buurman was. Terwijl ik wel wat anders aan mijn hoofd had. De kwestie was: wie heeft de Hongaarse bezwangerd?
Moet ik even uitleggen. Een paar jaar terug deed ze een testosteronbom ontploffen toen ze plotseling opdook als serveerster in het restaurantje op het platanenpleintje, het zou om een Hongaarse gaan. In elk geval in mannenkringen was het slaapzuchtig mediterrane ritme ineens ruw verstoord nadat de dorpstamtam binnen 12 uur na haar eerste showy optreden op het terras van het restootje had rondgebazuind dat er nu wat speciaals te beleven viel: een waanzinnig mooie vrouw in de bediening! Ik ging de volgende dag meteen koekeloeren, van achter een salade Niçoise die – zoals altijd – in geen enkel opzicht tot de klassieke receptuur te herleiden viel. Alleen als sla-junkie had je weinig te mekkeren. En tegen mijn gewoonte van heel af en toe in liet ik de ongezellige verordeningen van de anti-obesitasmaffia zowel links als rechts liggen. Ik meldde dat ik nog best een tarte tatin bliefde waarin ik op grond van eerdere ervaring wist dat er 100% zeker appels aan te pas waren gekomen. Het was inmiddels tegen half drie en de Opwinding kwam voor de vierde keer bij me langs. Met de opgetogen vraag hoe ik over een espresso dacht. “Een ristretto”, zei ik, “en doe er een glaasje marc de Provence bij”. Ik stak een sigaartje op. Het leek me beter mijn zonnebril op te zetten, ofschoon de koperen ploert weinig kans maakte tegen de platanen-defensie. Maar ik realiseerde me dat ik als een ordinaire stalker volgde hoe ze zich bewoog en bij andere tafeltjes aanbood. Met die zonnebril zou het hopelijk minder opvallen. Ik bestelde nóg een koffie en een tweede marc.
Onderweg naar huis zag ik dat mijn buurman die – het was al iets koeler – stond te débroussailleren. Ik stopte en bracht verslag uit: een perfect gebeeldhouwde, jaar of twintig, sterk geneigd tot ontboezeming, een stuntje van de Schepper toen die even in bloedvorm verkeerde. Ik weet niet meer of ik het toen zo gezegd heb, maar dit is wel ongeveer de strekking. Jubel-enthousiasme, ongetwijfeld mede geïnspireerd door de injecties van dopingdokter Marc de Provence. Ik kon de buurman bevestigen: ze is een Hongaarse. Die haar talen spreekt, Frans, Duits, Italiaans, Engels. Voor ik doorreed, riep ik vanuit het open dakje nog dat we dat de Here dankbaar moeten zijn dat Hij nota bene in Goulashland een starlet boetseerde die ‘de onze’ is geworden.
Een paar maanden later veranderde het dorp in een geruchtencarrousel. Iedereen had kunnen zien dat de Hongaarse zwanger was en ineens was ze verdwenen. Gewoon foetsie en niemand wist waar ze gebleven was. Dus was de alles overheersende vraag: wie is de vader? In het café ging het eigenlijk nergens anders meer over. De eigenaar van het restootje, zijn kok, wie weet diens vader, een toerist, een Roma, er werd zelfs aan de curé gedacht. Al helemaal toen de jonge kerkvorst zomaar ineens werd overgeplaatst naar het hoge noorden.
Van de week kwamen bevriende Britse ex-buren uit mijn vorige gehucht weer eens langs. Waar ik nu woon, kun je in het restaurantje vreemd genoeg fish & chips voorgezet krijgen en kennelijk naar zelfs Londense normen van gedegen kwaliteit. Ik begin er niet aan, doe mij gewoon een aöili. En mede gelet op Brexit ben ik van mening dat we ‘en Provence’ geen enkele behoefte hebben aan armzalig Engels gaarkeukenvoer op de kaart van welke Zuid-Franse eetgelegenheid dan ook. Dit terzijde.
Of ik het al wist – luidde de vraag. De Hongaarse was terug in het dorp, nu moeder van twee kinderen en de vader had bekend: de restaurateur! Ik had het altijd al vermoed, nu wist ik het eindelijk zeker. Toch een hele opluchting. Ik moet toegeven: ik hou van dorpsroddel. Ik weet ook wel dat dat in nette kring een diskwalificatie impliceert, maar ik vroeg schaamteloos door. Naar de nieuwe positie van de madame van de restaurateur, een schat van een mens die ik goed had leren kennen. En naar de ouders van de dramatisch overspelige horeca-entrepreneur, die altijd meehielpen in het restaurant.
“Problems!”, verzuchtte de ex-buurvrouw. Geen ‘divorce’, geen tweede huwelijk of zo. Maar wél een tweede restaurantje, stukje verderop. Gerund door de Hongaarse en het zou er al storm lopen. Ik kan wel liegen dat ik dezer dagen dringend die kant op moet. Naar mijn oude dorpje. Dat is niet zo. Ik wil de Hongaarse weer zien.
Peter Hagtingius woont in de Var. Hij was hoofdredacteur van Côte&Provence. Van hem verscheen in 2016, onder het pseudoniem Peter Hooft, de bundel Provençaalse praatjes (Uitgeverij Grenzenloos).