Narbonne – zomer 1980
17 mei, 2014 Onderdeel van poésiesPaul Gellings is dichter, schrijver en vertaler. Bij Arbeiderspers kwamen enkele van zijn gedichtenbundels uit, zijn romans zijn onder andere Witte paarden (De Geus, 2001), De zomer van Icarus (Passage, 2010), Verbrande schepen (Passage, 2011) en Augustusland (Passage, 2013). Dit jaar is van hem een roman in het Frans verschenen: Amsterdam Quartier Sud (Ed. Pierre Guillaume de Roux). Ook vertaalde hij een keuze uit het werk van de dichter Kopland in het Frans. Twee jaar geleden is hij door het Franse ministerie van Cultuur onderscheiden voor de manier waarop hij al sinds bijna veertig jaar de Franse taal en cultuur onder de aandacht brengt. Het onderstaande gedicht van Paul Gellings heeft een vervolg…
Een dode kat, witte poten verstijfd en bestoft,
lag in de zon al die dagen.
onder mijn balkon de adem van platanen
in de mistral, mijn kamer een schaduw
voor het schrijven naar huis.
Avond op een terras met pastis, music-hall
en dansen op het plein bij de gracht,
lotions en knoflook in uitbundig donker.
Geen postzegels tot na de veertiende juli;
waar feest is of waar men wacht op een feest
is heimwee verboden, is geen tijd voor de dood:
een kat sliep die dagen met ogen vol vliegen.
Wat ik zag van deze stad waren dus niet
de Romeinse resten in een palmentuin,
of de kathedraal met de starende beelden,
straten van marmer met een goot in het midden
richting achterbuurten en zee.
Ik was er en schreef er mijn kaarten, waarvan
je het plaatje niet hoeft te zien.