Bootje in Parijs
7 feb, 2012 Onderdeel van paysagesColumn door Alice Broeksma
Een foto: uw schrijver voor het eerst in Parijs. Een klein meisje met een kort broekje en sandalen. Met grote broer aan de rand van de waterbak in de Jardin du Luxembourg, spelend met een bootje. Het is zomer 1963, schrijver bijna vijf jaar oud. De foto is afkomstig uit dat enige familie-fotoalbum dat op een dag uit Nederland meekwam naar een rammelend Frans huis, rechtstreeks in het verlengde van Frankrijk-liefde die met de paplepel werd ingegeven.
Het begon zo. Ouders ontmoetten elkaar op een tekenclub in Den Haag. Mensen met talent en na-oorlogs optimisme. Vader ontwerper, net overgestapt van de studio van Philips Eindhoven naar een bekend Haags reclamebureau. Een fraaie lokatie tussen Noordeinde en Mauritskade, een pand met hoge kamers en hoge ramen. De studio zat er op de bovenste verdieping en baadde in het licht. Er stonden, naar mijn kind-beleving, kilometers ladenkasten met prachtig papier waarvan je je – mijn vader was er chef – zonder terughouding mocht bedienen. Ook van de penselen, de duurste met marterharen. Laatst ben ik er nog eens gaan kijken. Nu zit er een ambassade van een zuidelijk, armlastig land dat Europa zware hoofdpijn heeft bezorgd.
Cobra en Den Haag
Den Haag was in de jaren vijftig een artistiek broeinest. In Amsterdam ontstond de kunstrichting Cobra, de Hofstad had de Posthoorngroep en de groep Verve en daarna Fugare, met interpretaties onder meer van de lyrisch abstracte Ecole de Paris. Voor de Nederlandse beweging van de Vijftigers was Parijs the place to be. Natuurlijk gingen mijn ouders, toen ze in 1953 trouwden, op huwelijksreis ook naar Parijs. Decadent met een vliegtuig vanaf Zestienhoven. Ze logeerden in Parijs in Hotel du Levant, Rue de la Harpe. Mijn moeder werd er door mijn vader gefotografeerd aan het raam met zo’n Parijs hekje: de foto is later gebruikt in het ontwerp van een grammofoonplaathoes voor Philips.
Tien jaar later speelden hun twee kinderen met een bootje in de Jardin du Luxembourg. Lang kijk ik naar de foto: hoe is het mogelijk dat wij dat zélf waren. Zo ver weg en toch nog vreemd bekend. Het is niet alleen een foto, voor mij beweegt het beeld. Het bootje, ik zie het nog varen. Mijn broer voel ik nog naast me. Dat Parijs voel ik nog om me heen.
Die stad is natuurlijk ook prototype nostalgie. Ook hier, in dit familie-album. De ouders zijn lang verdwenen, maar het handschrift met verklarende teksten van mijn artistieke vader onverminderd krachtig en modern. Ook zijn inkt was natuurlijk van goede kwaliteit: het is in die tientallen jaren niet verbleekt. Hij schrijft over de reis in een apart dagboek. Parijs werd in 1963 door ons gezin niet in één rechte lijn genomen. Eerst moeten we naar Lion-sur-Mer zijn gereden, naar landingsgebied Sword in Normandië. 680 kilometer in een gele 2CV. Mijn vader las voor de vijfde keer De Langste Dag om zich een voorstelling te maken wat er in 1944 in Normandië op D-day was gebeurd. Er is een foto van ons in Lion-sur-Mer. Een schok van herkenning: vaak vlieg ik heen en weer tussen Engeland en Frankrijk, en wijs vanuit het vliegtuig elke keer weer opgewonden op de Normandische D-Day stranden: kijk, daar begon de bevrijding van Europa. Van daaruit werd het fascisme teruggedreven; een boodschap om door te geven. Mijn half-Engelse puberdochter zucht dan jaahaa en duwt haar i-pod-doppen dieper in de oren. Op een dag zal ze het vatten. Ik had tot nu ook geen idéé dat ik als kind al op die stranden had gestaan.
Twaalf flinterdunne crêpes
Mijn vaders dagboekaantekeningen over de Franse zomer, 1963, variëren wild. ‘De prijzen zijn exorbitant hoog! Twaalf flinterdunne crêpes en een fles cider voor 8,60 Franc!’ De koers: 399 Francs voor 300 gulden. In het washok van een camping ‘een typisch twintigste eeuws geluid, dat ’s ochtends vroeg zoemt als één groot insect, door de elektrische scheerapparaten’. Van de Philishave, sans doute, van zijn vorige broodheer Philips.
In Parijs kampeerden we drie nachten in het Bois de Boulogne. Voor de tent zit mijn moeder gekleed in keurige rok te roeren in een pannetje. Op een andere foto in Parijs slaat zij genietend de benen over elkaar op een balustrade in de zon, in jaren ’50 outfit met glamour-bril. De kleur ervan zie je op de foto niet, maar ik zie hem wel: bordeauxrood met een witte rand. Naast haar staat de strakke handtas die ik me herinner. Stijl van die tijd. Zoals zoveel Nederlandse vrouwen raderde ze patronen uit modebladen en naaide vaak haar eigen kleding, met een vleug uit Parijs waar Dior eerst de New Look introduceerde en, onder Marc Bohan, in 1961 de Slim Look. Liz Taylor bestelde twaalf Slim Look-japonnen. Hollandse huisvrouwen raderden er op los.
Mijn moeder, trots op haar Frans van de Alliance Française, knoopt een praatje aan met een gendarme die in dat Parijs nog charmant glimlachend met zijn handen op zijn rug kan staan. Weer die tas aan haar arm, na een rondje shoppen aan de andere arm een veelbelovende boodschappentas met de naam ‘Dressoir’. Mijn vader schrijft naast die foto ‘Nog even veel kopen in La Fayette’. Op een andere foto heet een winkel Madeléne. Mijn moeders haar is, ondanks het kamperen, redelijk grootsteeds opgestoken. De Coiffures de Paris vast ook een inspiratie, hoewel in ons familie-album willekeurige Parisiennes poseren met een hoed op. Die hebben ook handschoenen aan. Bij een hokje waar loten kunnen worden gekocht: de trekking is morgen. Mijn broer en ik voeren duiven. De straten op die foto zijn bijna leeg, achter ons maar twee auto’s die nog wagens waren. Maar de budgetkarren waren in al opmars. Renault had twee jaar ervoor de 4L uitgebracht: in 1961 in Parijs gepresenteerd tijdens de Salon de l’Automobile. Het werd de stadsconcurrent van de 2CV, de auto van Citroën die twee boeren met vijftig kilo aardappelen – of een vat wijn – moest kunnen vervoeren. In de metro hing reclame voor de nieuwe Renault 4. ‘Het meesterlijke affiche van Savignac’*), schreef mijn vader, die van de poster ook een foto nam en die in ons familie-album plakte. Voor hem het verslag van onze zomers, foto’s van zijn kinderen en zijn vrouw. Maar niet alleen dat. Parijs, in die dagen absoluut hoogtepunt van cultuur, symbool van de vrije geest, kon nooit een willekeurige keus zijn van een ontwerpers-echtpaar. Eerst een huwelijksreis, toen La Fayette en voor altijd een herinnering gestanst in de blauwdruk van de volgende generatie. De beelden op de voorgrond kan ik nog aanraken. Dat is persoonlijk, een souvenir die Parijs voor mij altijd koppelde aan ‘geluk’. De beelden op de achtergrond ontstijgen het familie-album: ze zijn een historisch document.
*) Raymond Savignac (1907-2002), Franse grafisch kunstenaar, ontwerper van commerciële posters.
Kader – 1963
Brigitte Bardot, in 1956 internationaal doorgebroken met Vadims ‘Et Dieu.. créa la femme’, verschijnt in cult-film Le Mépris (De Verachting), van Jean Luc Godard.
Christian Dior brengt het parfum Diorling uit, drie jaar voor Eau Sauvage en een jaar nadat Diors assistent, Yves Saint Laurent, zijn eigen modehuis heeft gesticht. YSL ontwerpt in 1965 de Mondriaan-jurk.
Zanger/trompettist Chet Baker hangt in Parijs rond en ligt er, voor de camera, stoer en stoned in een hotelbed. Een matinee idool, later een junkie die in 1988 in Amsterdam aan zijn einde komt in een hotel bij de Zeedijk.
De Renault 4 is net uitgebracht, de 4L, de L voor ‘luxe’. Quatrelle noemen de Fransen de auto nog altijd liefkozend. ‘Quatre ailes’ betekent ook ‘vier vleugels’. Citroëns Ami 6 is net verschenen, in 1963 in drie uitvoeringen: standaard, luxe en extra comfort. In het straatbeeld is ook de Panhard, en de Renault Dauphine.
Een ander automerk gaat failliet: de Facel Vega. Een luxe mobiel uit Parijs, maar voortgekomen uit de Forges et Ateliers de Construction d’Eure et de Loire. Een staalperserij waar koetswerk werd gemaakt voor Delahaye, Panhard en Simca. In 1953 besloot het metaalbedrijf ook een auto te maken: van de Facel Vega verschenen bijna 1200 grote en 1500 kleine exemplaren. In een Facel Vega kwam de schrijver Albert Camus (1913-1960) aan zijn eind, na een bezoek aan Parijs met de neef van uitgever Gallimard.
Jerry Lee Lewis zingt in Parijs You Cheating Heart. Jean Paul Sartre (1905-1980) staat op het punt de Nobelprijs voor literatuur toegekend te krijgen – en te weigeren. Zijn levensgezellin Simone de Beauvoir (1908-1986) publiceert het derde deel van haar autobiografie. Veertien jaar na haar ‘De tweede Sekse’ (1949), waarin ze economische zelfstandigheid van vrouwen bepleit.
Van Edith Piaf (1915-1963) komt in april nog ‘L’Homme de Berlin’ uit. In oktober bezwijkt de zangeres in Grasse maar wordt begraven op Père Lachaise. De dag van haar begrafenis zit in Parijs het verkeer vast. Charles Aznavour, die zijn carrièrestart aan Piaf heeft te danken, zegt dat hij dat sinds de bevrijding van Parijs niet heeft gezien. Piafs vriend, de schrijver en kunstenaar Jean Cocteau, krijgt uren na het horen over haar dood een hartaanval en sterft eveneens.
De Franse kunstschilder George Braque (1882-1963), met Picasso een van de grondleggers van het kubisme, overlijdt in Parijs maar wordt begraven in Haute-Normandie.
Operazangeres Maria Callas is nog verwikkeld in een stormachtige liefdesrelatie met de Griekse magnaat Onassis, die haar in zal gaan wisselen voor de weduwe van de Amerikaanse president, John F. Kennedy, in 1963 vermoord. Callas trekt zich na de scheiding terug in haar appartement in Parijs.
Alice Broeksma schrijft als free lance journaliste vanuit diverse landen onder meer voor tijdschriften En France en En Route. Bijgaand stuk werd – met de genoemde foto’s – gepubliceerd in winternummer 2011 van En Route. Alice Broeksma legt op dit moment de laatste hand aan een historische roman over Frankrijk.
4 Reacties op “Bootje in Parijs”
Door Roos Boum, auteur op 7 feb, 2012
Weemoed en nostalgie, het doet een beetje zeer, de herinneringen aan die tijd van weleer.
Mooi …
Door Jan Vilijn op 8 feb, 2012
Hoi Lies.
Heerlijk lekker wegdromen met dit mooie grijze verleden.Wat is deze huidige tijd dan toch Saai, en wat word je dan geconfronteerd met je (ge)leef(de)tijd.
Goed gedaan Lies.
Door Marlies de Wijs op 12 feb, 2012
M’Alice,
Wat een geweldige beschrijving geef je van het Parijs van Toen. Ik, je wat oudere nicht, woonde met twee vriedinnen in Parijs als aupair in de jaren 1966-1968, net weg voor ‘de opstand’. De sfeer op straat, de attributen… je hebt het heel treffend beschreven. Een Panhard… ik zie die auto zo voor me. De YSL-look, wij probeerden met ons budget-niks tóch mee te doen. St.Germain was ons quartier, waarvoor we zowat dagelijks lang in de metro stapten. Wat ’n prachtige omweg om zo ook de belevenissen van jouw ouders en mijn oom Toon en tante Joke te leren kennen.
Zo ver weg en toch nog vreemd: heel fraai verwoord.
Door reyna thierens op 19 feb, 2012
Hoi Alice,
wat leuk en herkenbaar is dit. Ik ben erg benieuwd naar je boek. Lijkt mij een megaklus.
Ga zo door.Mooie herinneringen, die heel beeldend zijn verwoord.
groeten reyna